De doodstraf
En de verdachte werd veroordeeld
en de uitkomst was dat hij zou sterven
de erven zouden het vonnis in zijn grafsteen kerven
en eeuwig zou zijn naam zo voortbestaan.
Hij was het er niet zo mee eens
en dat wetend werd gezegd; als u even wilt tekenen
onder het vonnis dat waar ook de zon is
zijn dagelijkse strafmaat nu onder is gegaan.
Dus men wachtte en op jaarlijkse basis
stuurde men de stippellijnen naar zijn cel
een steeds terugkerend spel met in gedachten dat ooit wel
zijn instemming er in een kruis onder zou staan.
En zo gingen er jaren van opsluiting voorbij
hij was vrij, maar gevangen in dat rot-idee
dat het altijd dan ja werd en onmogelijk een uiteindelijk nee
al was er dan inmiddels een kolonie op de maan.
En het idee rijpte en rotte vast in hem
en corrumpeerde al zijn levenslustige driften
en de giften uit het hele land, retourneerde hij op het eind want
hij was hier ooit ingekomen, maar zou pas zonder zichzelf eruit gaan.
En op de dag dat hij het meest wanhoopte
waarop de zon slechts donderwolken in hem opriep
waarop zijn koppijn galblaas schiep en hij in rondjes voor zich uit liep
waarop zijn streek werd afgeleverd als spreekwoordelijke traan.
Toen kwam opnieuw een dorre dag en dezelfde ambtenaar
die hem zwijgend van geluk onderstrepend door liet schrijven
dat hij niet wou blijven in wanhoop die hem terug zou drijven
en dat hij alle ruimte gaf aan hun elektrische gaskraan.
En hij rookte en kookte tot zijn laatste trekje
en trok toen met zijn laatste adem aan de hendel
de priester zwaaide met de pendel en op het Requiem van Händel
schreef hij hun schuld af met een zwierig neer gepootte haan.
En zo worden wij allen toch veroordeeld
en zo wachten wij elk op zich op de gift van doodstraffen
op het scheiden van het hoofd en hart, kurken en karaffen
en lopen met het hoofd omhoog uit de laatste laan.
Geef een reactie