Hij is tussen twee regels blijven steken, mijn romanpersonage. Een geschreven regel en een ongeschreven regel. En nu reikt hij weifelend naar het rolletje toiletpapier. Het is nog maar een dun rolletje en de dag ervoor kenmerkte zich met afwisseling van koffie en bier. Een dieet dat zich zojuist danig heeft laten gelden. Het papier gaat niet voldoende zijn, vreest hij. Hij kijkt rond in het toilet maar dit blijkt ook de laatste rol. Met een zucht doet hij zijn best met wat hij voorhanden heeft. Zijn boxershort durft hij niet op te hijsen wanneer hij de kleine ruimte verlaat, hij weet vrij zeker dat er geen schone boxers meer in huis zijn. Het gekoesterde kledingsstuk als enkelbanden bungelend sloft hij de douche in.
Ik kijk bij dit alles toe. Toe hoe hij het warme water aandraait en het over zijn vettige huid laat lopen. Zijn eerste douche in vier dagen. Het hele huis van mijn romanpersonage stinkt. Mij deert het niet omdat ik het niet kan ruiken. Behoedzaam pakt mijn personage de crèmezeep van zijn vriendin, houdt die onder de kraan, en wrijft diep tussen zijn billen. Hij voelt zich misselijk, vanwege zijn weltschmertz en vanwege zijn fysieke vunzigheid. Maar hij voelt ook dat de zeep helpt, en hij zal zo de zeep ook weer schoonspoelen zodat er geen vuiltje aan de lucht is. Hij plukt smerige vettige pluizen uit zijn navel en haren onder zijn voorhuid vandaan en vraagt zich af of er meer mensen op dit moment zo slecht voor zichzelf gezorgd hebben. Hij zeept de bierzweetkorsten van zijn gezicht. Zijn onverzorgde baard voelt vettig en hopeloos aan. Hij ziet de zin er niet van in om zich te scheren.
Het was de laatste plottwist die ’t hem deed. Die heeft hem aangegrepen, zelfs een beetje gebroken. Hij ruikt het einde. Mijn personage ruikt de dood. De dood is onvermijdelijk in mijn roman. Mijn personage wist al dat hij sterfelijk was, maar het onvermijdelijk naderbijkomen van de dood heeft hem aangegrepen. Bijzonder, want vanaf pagina één heb ik hem een doodsbesef gegeven. Maar daarna schreef ik hoop in zijn verhaal. Dat brengt een personage dichter bij de lezer. Terwijl lezer en personage donders goed weten wat er aan het einde van het verhaal wacht.
Ik zou alles kunnen opschrijven wat mijn personage nu doorstaat. Ook dat hebben lezers graag. De ellende van een ander geeft ze meedogen, en tegelijk het gevoel dat ze het zelf nog niet zo slecht doen in het leven. Het grijpt aan en maakt toch ook een beetje trots. Al zal geen lezer dat laatste bekennen, liever etaleren ze hoezeer een in zinnen en letters beschreven verzinsel hun gevoel geraakt heeft. Gevoelige mensen zijn goede mensen, dat weet een kind. Ook ik ben een gevoelig mens en krijg het niet over mijn hart om mijn personage op dit moment te beschrijven. Ik moet wachten. Wachten tot hij zichzelf weer iets beter op orde heeft. Ik gun mijn personage de privacy.
Al wachtende droog ik mijn haren en overweeg toch maar te scheren.
Reactietjes