KutBinnenlanders.nl

Maand: juli 2013 (Page 1 of 5)

Twee kannibalen

Twee kannibalen

 

Zaten twee kannibalen

in een ouwe vegetariër

te smullen van liefde

gesplitst in de maag

vechtend over die

eeuwoude vraag:

 

God, smaakt dat lekker

oud vegetatief

lief en het liefst

nog bekkentrekkend

in het hart nog een dief.

 

Die vroeger bij de slager

geen worst dorst te vragen

tot ze doorkreeg waar de

haken en ogen voor dienden.

 

En nu zijn we vrienden

ik vlees en zij geest

en driftig zijn we samen

nog nimmer geweest.

 

Timmerend aan wegen

en kliekjes gekregen

en zwervend door weiden

om het gras te bevrijden

 

God, smaakt zij lekker

toe nog even naar kont

het water loopt anders

alweer in haar mond

 

Want ze denkt vegetarisch

en dus weer aan jou

heeft je het liefst

vol groente en trouw.

 

Maar, liefste, oh ariër

Adolfus, vergeef me

ik hou het niet meer

en zeker bekeken

tot de volgende keer

 

helaas niet van strijd

en ook niet van rauw

En, als je het mag hebben

nog steeds niet van jou.

 

Twee kannibalen

riepen

in koortsige dromen 

tevergeefs vele malen:

 

Laat de slager nu maar komen!

 

 

 

 

Iets over heel maken van een gebroken hart door het los te laten

Die Ene onthouden

 

Niet vergeten, spanning in mijn nek

heb nog niet gegeten en moet groeien in mijn stek

problemen bij ouwe problemen opgeteld

meisje onthouden

en haar alles verteld

toch weer een last van mijn en op haar schouder.

 

    Want zij heeft me onthouden

    zij heeft mij onthouden

    ze hoort tot mijn verleden

    en dat van haar.

 

Niet vergeten, kracht verzamelen, apotheek

heb er nog maar eentje en zij kwam verleden week

nog in de buurt van de buurt van landgenoten

meisje onthouden

uit het telraam gestoten

wat ben ik toch een sukkel, ook al ben ik ouder.

 

      Want zij heeft me onthouden

      zij heeft mij onthouden

      ze hoort thuis in mijn heden

      en dat van haar.

 

Ik loop over van de vijand onder onze vlag

ik hou rekening met iedereen en ben helemaal voor haar

want als ik haar niet voor de geest bewaar

minstens twintig keer per dag

wie zegt me dan dat ik hier zijn

dat ik haar loslaten mag.

 

        Want zij heeft me onthouden

        zij heeft mij onthouden

        Maar stom, vergeten, gewichtige zinsnede

        zij heeft mij onthouden

        van haar…  3x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Thuis

Gekkigheid
voorbij gerend
ben ik aan stommiteit gewend

Laat mij
willen
voelen
blijven

 

alles
tot detail beschrijven


Alles
in maar ene zucht
niet langer
slechts nog een gerucht

Zijn de muren zacht en wit

Kalmeer ik
als ik heel stil zit

Weet ik niet
het hoe..
waarom!?

Ik ben niet gek
en ook niet dom

De hele wereld
doorgedraaid

en ik ben veilig afgetaaid

 

Logeerhond

Het is de tijd van het jaar dat veel mensen dingen ondernemen waarbij huisdieren niet handig zijn. Zo loop ik een logeerhond op. Mijn kat is het niet met de komst van de logeerhond eens en verstopt zich in de boekenkast. Ik bel met een vriend die ik lang niet meer gesproken heb.

De eigenaar van de logeerhond kent me ook op Facebook. Ik leg mijn idee aan de telefoonvriend voor om de logeerhondeigenaar te bestoken met verzonnen berichtjes van gevaarlijke situaties waar ik de logeerhond in plaats. Dat ik de logeerhond in het bos uitlaat tijdens onweer. Of dat ik de logeerhond opfok om met een pitbull vier deuren verderop te gaan vechten.

Mijn vriend zegt dat dat niet aardig van mij is. Ook de daaropvolgende ideeën kunnen rekenen op zijn afkeuring. Zelfs de heteluchtballonvaart met de logeerhond roept geen enthousiasme op. Het bezoekje aan een chocoladefabriek levert zelfs een misnoegd snoeven aan de andere kant van de lijn op. De reacties van mijn telefoonvriend zijn funest voor mijn inspiratie, want al snel heb ik geen ideeën meer.

Mijn vriend zegt dat ik volwassen moet worden. Ik kijk een tikkeltje beteuterd naar mijn schoot. Op mijn schoot ligt mijn dichtbundel. Ik heb de dichtbundel teruggekregen van een medewerkster van een fatsoenlijke boekenwinkel. De medewerkster vond het toch niet haar ding. Ik heb de medewerkster haar geld teruggegeven. Nu heb ik geen geld voor brood.

Mijn vriend zegt dat mijn problemen niets voorstellen. Hij ligt zelf met een gebroken voet op de bank. Ik heb geen gebroken voet. De logeerhond kauwt op een van mijn gedichten. Het is een gedicht over een dode kat. Vanuit de boekenkast kijkt mijn boze poes het tafereel aan. Dan strekt ze zich uit. Er vallen een paar boeken op de logeerhond.

 

Kruiwagen

Als ik niets te schrijven weet, ga ik vaak onzinkreten twitteren. Of via het internet met vrienden chatten. Ik chat dan makkelijk duizenden woorden op een avond. Zou het kies zijn om die chatgesprekken als een bundel uit te brengen dan zou ik best een dik boek hebben. Maar dat vinden de vrienden vast niet leuk. En als ik alleen mijn eigen woorden bundel, die heb ik tenslotte zélf geschreven, dan snapt het publiek er niks van. Maar ja, het publiek snapt toch vaak niets van wat ik schrijf. Misschien dat ik mede daardoor een krimpend publiek heb. Niet dat de leden van mijn publiek korter worden. Ik dwaal af.

Ik weet weer niets te schrijven. Ik chat met een vriend. Mijn vriend is schrijver, want boekje, dus dan is het zo. Ik onderdruk de neiging op een verhaal van hem terug te komen. In dat verhaal beweert hij dat hij met alle schrijvers die hij kent gemaild heeft om een nieuwe literaire stroming te beginnen. Ik heb geen email gehad. Maar ja, ik schrijf dan ook voornamelijk tweets en chatgesprekken. Mijn vriend zegt dat ik gedoemd ben kruiwagen te blijven. Dat veel van mijn getalenteerde vrienden nu een mooie carrière begonnen zijn, niet zelden doordat – of nadat, over causaliteit hield hij zich achteraf toch iets op de vlakte – zij mij leerden kennen.

Hij wijzigt zijn metafoor naar een springplank. Hij stelt voor dat ik er een gedicht over schrijf en dan in een volle zaal voordraag. Het gedicht mag enkel honderden keren het woord ‘poing’ bevatten. Ik vind het geen goed idee.

Ik vertel hem van de recentste keer dat ik mijn neefjes zag. Ik zie mijn neefjes heel weinig omdat ik een slechte oom ben. De neefjes zaten te kijken naar een dvd van een wasmachinetrommel. Ik liet ze letten op de smurf die ik zogenaamd tussen de was had gezien. Om de spanning op te drijven, vertelde ik mijn neefjes dat ik niet zeker wist of de smurf zou weten te ontsnappen, of zou verdrinken in het warme wasmachinesop. De neefjes keken vol spanning, alsof ze nu ook een smurf zagen. Mijn vader had het hele spelletje niet meegekregen en was het beeld van de wasmachine beu. Het tv-scherm ging op zwart. De paniekschreeuwen van de neefjes gingen door merg en been.

Mijn vriend copy paste honderd keer het woord ‘poing’ in het chatgesprek en heeft niet gelezen wat ik verteld heb. ’s Nachts droom ik van een kruiwagen met een lekke band. Vast in de modder. Met eronder een gestikte smurf.

 

Het hartinfarct van Tilburg

Onlangs is de Tilburgse Kermis weer ten grave gedragen, daarmee is een einde gekomen aan een commercieel georganiseerde chaos, die de stad al sinds mensenheugenis teistert.

Vanzelfsprekend zijn de exploitanten ook dit jaar niet tevreden
De consument vindt het te duur
De burger klaagt over de bezetting van haar stad
De Kermisfanaat is onverzadigbaar
Mijn stad was tien dagen niet van mij, een activiteit als dezen trekt veel ongedierte aan. Hobby hooligans, allround alcoholisten, rechtse boeren, klaplopers, maffia koppen, zakkenrollers, beroeps macho’s en infantiele verloren geesten vermenigvuldig dit met de nodige hoeveelheid alcohol en je hebt de Tilburgse Kermis.

Ik heb geen traan gelaten
maar mijn stad ligt kritiek
het hartinfarct zal zich moeilijk slechten

prognose: psychosomatische stress stoornis
revalidatie periode acht tot twaalf maanden

 

Weerzien

Onverwachts en ongeduldig klopte hij vanochtend aan mijn deur. Terwijl ik de slaap uit mijn ogen wreef, haalde ik de deur van het slot. Ik liet hem binnen en bood hem een plaats op de sofa. Zelf pakte ik een stoel.
Hij was weinig veranderd. Het kleine aandoenlijke groene monstertje sprong op de bank. Hij had grote ogen, alsof hij continue van alles schrok wat hij zag. Als je goed keek las je ontzetting in zijn ogen. Pijn, verdriet, frustratie lagen allemaal vrijwel aan de oppervlakte. Door zijn ronde lijfje leek hij net een balletje en daar onder 2 voetjes met hele lange tenen.

“Wil je koffie, Pablo?” Zonder op zijn antwoord te wachten, liep ik al naar de keuken. Pablo stak ondertussen zijn verhaal af. Verontwaardigd en vol zelfmedelijden. Ik luisterde naar hem, knikte af en toe. Maakte instemmende geluiden: “hmm-mm!” Ik schonk hem mijn meest begripvolle glimlach. Niet te overdreven natuurlijk. Hij moest niet het idee krijgen dat ie uitgelachen werd. Dat zou zijn wanhoop en gevoel voor drama alleen maar erger maken.

De behoefte hem uit te lachen voelde ik ook bij lange na niet. Hoe lang was het geweest? Een jaar of 8? Of waren er intussen al 10 jaar verstreken? Een lichte blijdschap maakte zich van mij meester. Alsof je een goede vriend terugziet, waarvan je dacht dat het contact nooit meer hersteld zou worden. Had ik hem werkelijk gemist? Dat was een bizarre ontdekking.

Pablo was nooit een vriend geweest in mijn beleving. Hij was me tot last geweest. Hij had een mooie relatie verziekt met zijn wantrouwen en controledwang. Toch heette ik hem na al die tijd welkom in mijn huis. Liet ik hem honderduit vertellen. Liet ik hem met zijn lange, ietwat smerige tenen op mijn salontafel rusten. Toen ik hem een voetenbadje voorzette, een oude ovenschaal, slaakte hij een diepe zucht.

“Ik heb je gemist, Pablo.” Hij keek me verbaasd aan. “Ik meen het, Pablo. Het werd me duidelijk op het moment dat je aanklopte.” Zijn ogen werden nog groter, het normale theekopjes-formaat, leek nu wel de grote van soepkommetjes te worden. “Ik heb je 10 jaar geleden, gehaat, vervloekt, glashard afgewezen. In volle overtuiging dat dat de enige manier was om met je om te gaan. Daarna was je weg en dat was zo gek.”
Pablo trok één van zijn donkergroene wenkbrauwen op. Hij leek moeite te hebben me te geloven. “Jouw afwezigheid maakte dat ik besefte hoe hard ik je nodig heb. Titus en Nero komen hier langs met hun boosheid en verdriet. Door hen voel ik me kwetsbaar, klein en onbelangrijk. Maar er heerst ook een gevoel van onverschilligheid. Het interesseert me niet genoeg.”

“Wat bedoel je dan?” Wilde Pablo weten, terwijl hij zijn schone tenen op een handdoekje zette. “Ik bedoel dat nu ik jou zie, dat ik weet dat het me weer interesseert. Dat ik een sprankje hoop voel. Een uitweg zie uit de allesoverheersende onverschilligheid. Ik heb je nodig om te weten dat ik om iemand geef, misschien wel van iemand kan houden. Ik heb je nodig om te weten dat iemand me voldoende interesseert, dat ik bang kan zijn die persoon aan een ander kwijt te raken.”
Pablo kreeg een voorzichtige glimlach op zijn gezicht. Het zag er griezelig, bijna krankzinnig uit. Een glimlachend groen monstertje, met grote ogen. De glimlach kwam echter uit een goed hart. “De vuiligheid en drama, daar kan ik wel zonder,” zeg ik met een knipoog. “Maar weet dat je welkom ben om terug te komen. Bedankt voor je bezoek, Pablo!” Het groene monstertje zwaaide met zijn knokige handjes toen hij langs het raam liep, de straat uit. Het leek zelfs even of hij een beetje begon te huppelen, voordat hij de hoek om ging.

 
« Older posts

© 2024 KutBinnenlanders.nl

Theme by Anders NorenUp ↑