Ik zit op een verjaardag de schijn van gezellig op te houden. Eigenlijk ben ik doodmoe. Ik ben al maanden doodmoe, maar ik heb medische hulp. Medische hulp bestaat eruit dat je af en toe met een mevrouw gaat praten die dan zegt dat je eigenlijk heel goed bezig bent. Aanstaande dinsdag mag ik weer.
Ik drink het ene vieze mengsel van drankjes die op tafel belanden na het andere. De keuken is binnen en hoewel ik pal naast de keukendeur zit, is opstaan me eigenlijk teveel. Nu drink ik schrobbelèr met witte wijn. De mensen praten over leeftijd. Over hoe oud mensen zich voelen, of welke mensen ze kennen die er helemaal niet uitzien zo oud als ze zijn. En wat mensen doen met hun leven. Één vriend wijst naar mij en roept lachend dat ik maar doe wat ik wil en dat het me allemaal niet kan schelen. Ik schenk wat fruitsap bij de schrobbelèrwijn.
Eigenlijk heb ik een hekel aan verjaardagen. Alles is zo verdomd obligaat. Het eigenlijk helemaal niet leuke cadeau. De drie kussen. Hapjes en drankjes en in een kringetje zitten. Of nog erger, clubjes in een grote woonkamer. Ik prijs me eigenlijk al gelukkig dat het aantal verjaardagen waar ik heen ga, waar men geacht wordt spelletjes te spelen, klein is. En op deze verjaardag ken ik ook zowaar vrijwel iedereen. Als het nou geen verjaardag geweest was, had ik het gezellig gevonden denk ik. Maar dan was ik nog steeds moe geweest.
De jarige gastvrouwe plopt na bijna drie kwartier af- en aanslepen met genoeg eten voor zestien weeshuizen op een stoel neer. Na al dat werk moet ze wéér aan de slag want iedereen wil met haar praten. En met elkaar. Ik zit stil in een hoek en probeer gespreksontmoedigend te kijken. Ik sla mijn hoegaardenfruitsapwijnschrobbelèr achterover en besluit naar huis te gaan. Misschien dat dit mijn allerlaatste verjaardag was.
Reactietjes