Klokslag kwart over één ’s nachts begon altijd de badkraan van Cees te druppelen. Dat ging steevast zeven minuten zo door en stopte dan weer. Het vertrouwde druppelgeluid deed hem ditmaal verbaasd naar de klok opkijken vanuit zijn overpeinzingen. Zo laat alweer ?

Volslagen bizar: de slotenmaker was al geweest en had improvisorisch, na het schieten van enkele foto’s voor de bewijslast van politie en verzekering, een nieuw slot gehangen, maar de politie liet nu al uren verstek. Ze waren vast weer onderbezet ergens mensen aan het flitsen die vijf kilometer per uur over de limiet reden. Of druk aan het twitteren op hun wijkagentfietsje. Zo gingen die dingen in deze stad. Hij zou zich druk kunnen maken over prioriteiten maar het was de moeite niet waard.

Hij stond op en zette de theepot op. De badkraan drupte nog lustig verder. Toen het jaren geleden begon, dat nachtelijk druppen, had hij overwogen er iemand om te bellen. Na een paar nachten had hij het echter al een geruststellende en vertrouwde klank gevonden. Tok, tok, tok, tok op het glazuur van zijn badkuip. Hij kon het inmiddels meetellen. Met zijn oren gespitst mompelde hij “vier… drie… twee… een…” Het geluid stopte.

Buiten in het donker zag hij het silhouet van een kat over een muur sluipen, verstoken van ornithovore uitdagingen maar zichtbaar verrukt met de overige zintuigprikkelingen die de nacht bood. Rood is de kleur van wilde nachtsignalen, schoot hem een zinsnede uit een gedicht van Vestdijk te binnen. Hij dronk de verwarrende associatie kalm weg met een nipje aan zijn theekop en staarde naar de maan.

Wat een buitenissige dag was het tot dusver. Een bijgelovig mens zou er wellicht nerveus van worden, maar Cees dacht er het zijne van. Eigenlijk vond hij het wel fijn dat hij in zijn jarenlange carrière als cultuurkiller nog steeds verrast kon worden. Tenslotte is routine een sluipmoordenaar voor de scherpte van de geest.

Hij inspecteerde het geïmproviseerde deurslot. Niet dat hij ook maar enig verstand van deursloten had, maar toch stond de onderzoekende blik in dienst van zijn gemoedsrust.

Het leek hem sterk dat dit slot nog mensen in zijn appartement zou binnenlaten voordat morgen de deur vervangen kon worden. Natuurlijk sloot hij eventuele verrassingen niet uit, maar het leek hem toch dat hij gerust kon slapen. Zodra hij zijn thee ophad zou hij daar dan ook maar gevolg aan gaan geven. Het was erg laat voor zijn doen. En de politie verwachtte hij niet meer vanacht. Zo wel, dan zouden ze toch eerst aanbellen. Hij gaapte. Morgen weer een dag.