De grond viel weg onder Cees en vaag merkte hij dat hij in zijn luie zetel was gaan zitten. Maar alles voelde onwerkelijk en zijn bewustzijn verliet volledig de realiteit – hij voelde zich uit zijn lichaam treden, en de hele situatie, zijn lichaam in de nostalgische zetel, de agenten tegenover hem, zijn appartement bezaaid met boeken, als een vanaf de andere kant van een televisiescherm bekeken scène van een slechte film beschouwd – en zijn brein focuste volledig op het beeld van een kattenoog.
Een kattenoog is een bizar verschijnsel. De pupilring oogt als een tweede oog. Bij de aandachtige blik van een kat kreeg hij altijd het idee dat er een soort buitenaards binnenoog staarde. Een donkerder groen, in nauwe spleet geknepen anderwerelds oog. Katten hielden hem altijd met dunne spleetjes in de gaten. Hij wist niet waarom, want overige observaties slurpten hun ogen vaak gretig binnen door een wijde opening, maar hem bekeken ze altijd met kille dunne spleetjes. Dat beeld, een groen binnenoog met een dun zwart spleetje dat hem aanstaarde, hield even zijn brein gegijzeld.
“V-vermoord ?” Het stamelende geluid, bijna automatisch over zijn lippen gerold, bracht hem terug in het hier en nu. “Wat, wie, ik bedoel… hoe ?” Alle eloquentie was uit zijn spraak verdwenen, het moment ontvlucht als meervoudig veroordeelden door de achterdeur van een café waar een plotse inval plaatsvindt. Onmiddellijk hervatte hij zichzelf, schraapte zijn keel en sprak: “Pardon, maar dit nieuws overvalt me. U zegt dat meneer deWolksvaeghe vermoord is. Zou ik mogen vragen wat er gebeurd is ?”
De dronksnor trok een ernstige frons en bromde: “Het spijt ons, meneer, maar in het belang van ons onderzoek kunnen we dergelijke informatie niet zomaar prijsgeven. Wat wij graag willen weten is of u ook maar enige al dan niet zijdelingse betrokkenheid in deze zaak hebt.” Hij wierp zijn vrouwelijke collega een strenge terloopse blik toe, die beantwoord werd met een licht schuchtere, schuldgevoelige terugblik.
Een serie voorspelbare vragen werd op hem afgevuurd en Cees gaf plichtmatige repliek. Zijn hoofd raasde ondertussen met stormachtige scenario’s. De inbraak, de moord op deWolksvaeghe, het kon geen toeval zijn. Dezelfde avond, en beide gevallen rechtstreeks aan hemzelf gelieerd. Zijn bloed borrelde angstig met duizenden prikkels aan zijn aderen. Hij vertelde de agenten richting waarheidsgetrouw wat ze wilden weten, en ze leken daar uiteindelijk tevreden mee. De aardappelagent schudde zelfs nog zijn hand, al was het niet van harte. “Als u nog iets te binnen schiet, neemt u dan alstublieft contact op met ons ?” Cees knikte haastig van ja, uiteraard, meneer.
Bij het verlaten van zijn appartement keerde de jonge vrouw eventjes om. Ze keek hem diep in de ogen, en terwijl haar collega al de balustrade van zijn flatgebouw af aan het wandelen was, fluisterde ze hem haastig toe: “Meneer deWolksvaeghe is vermoord met een vulpen. Gemaakt van bamboe. Ik heb nog nooit zoiets gezien, meneer.”
Met veel dank op mijn nederige knieën voor Thijs die me het ideaal in het verhaal passende moordwapen voorkauwde.
Reactietjes