Stan greep de droogdoek uit de handen van de barvrouwe en zei “Ja, laat maar.” Furieus depte en wreef hij over zijn overhemd. Stilletjes schatte Diederik in wat het overhemd Stan gekost zou moeten hebben. Zijn vriend kennende had hij er ongeveer evenveel aan gespendeerd als dat ze vanavond met z’n tweeën zouden opdrinken in het café. Het dure overhemd zag er nochtans van dezelfde kwaliteit uit als een Zeeman dingetje.
“Maar wat voor rare dingen dan, gast, dat gedoe waar je doorheen gaat ?” Stan was ontegenzeglijk een grammaticaal wereldwonder. Diederik staarde even naar zijn nieuwe doodslaande biertje. Hij luste eigenlijk helemaal geen bier maar dronk het al jaren. En jaren en jaren. Even vroeg hij zich af of anderen er wel echt iets aan vonden. Vast wel, anders was het niet zo populair. Hoewel…
“Ik loop na te denken over het beëindigen van mijn leven,” flapte Diederik er maar uit. Stan verslikte zich en sproeide al hoestend zijn eigen bier op de mouw van zijn overhemd. “Djiezes, lul. Wat vertel jij me nou ?” riep hij al hoestend naar Diederik. Diederik haalde nogmaals schaapachtig zijn schouders op. “Nou, gewoon,” voegde hij maar toe aan een verder in zijn ogen volslagen helder antwoord.
“Ja, ik snap je wel. Het leven is ook gewoon kut,” voegde Stan er maar aan toe terwijl hij het gemorste bier wegveegde zodat het niet op zijn Audi autosleutel zou komen. “Kut, dat is het gewoon. Alles. Iedereen denkt wel eens aan, je weet wel, er mee kappen.” Diederik moet een licht ongelovige blik in zijn richting geworpen hebben, want haastig begon Stan uit te wijden. “Echt hoor. Iedereen denkt toch wel eens van die flauwekul. En ook hóe, en zo.”
Diederik durfde het bijna niet te vragen maar deed het toch. “Hoe zou jij dan er een einde aan willen maken, Stan ?” Stan keek even ongemakkelijk. “Ja, uhh.” Hij wenkte de barvrouw om nog maar een biertje. “Weet ik het. Gewoon.” Even zocht hij in zijn portemonnee, alsof daar een beter antwoord in zat. “Ja ik denk gewoon met de stereo op z’n hardst de auto keihard in de plomp pleuren. Je weet wel, alsof het zo’n filmscène is. Vroeeeemmm,” gebaarde hij met een arm die een door de lucht buitelende Audi moest voorstellen.
Diederik probeerde zich Stan voor te stellen met een vastberaden gezicht, de stereo op z’n hardst, en een plomp. Stan die al geen bier op zijn dure overhemd wil, rijdt wel even zijn Audi in een modderige plomp. Hij had moeite met het plaatje.
Maar Stan hád tenminste een auto waarmee hij zijn leven de plomp in kon pleuren. Neerslachtig nam Diederik een slok bier.
Geef een reactie