Eenmaal weer op het hoofdkantoor van Bananarama Consultancy BV besluit Otto alle werknemers op staande voet te ontslaan. Het is welletjes geweest en als security het hele pand heeft schoongeveegd zit Otto in een leeg kantoor. Lekker rustig. De befaamde zzp’er en president directeur grootaandeelhouder voelt zich de koning te rijk. Zijn personeel eruit schoppen had hij veel eerder moeten doen. Personeel, daar heeft een beetje president directeur grootaandeelhouder geen donder aan. Alles kun je zelf doen. “Potverdikkeme” roept hij door het kantoor. En nog een: “Potverdikkeme!”. Hij neuriet een onbestemd lied en voelt zich wat ontheemd.
Diederik leegde een blik hondevoer in Woef z’n bak. Veel tijd om moedeloos te staren naar de smakeloze brij stukken dood beest had hij niet want Woef had honger. Welk beest er ook oorspronkelijk in brokken in dat blik beland was, binnen afzienbare tijd was het achter de likkebaardende bek van zijn hond verdwenen. Dat verzwarende gevoel van zinloosheid wou maar niet weg.
Diederik sjokte naar zijn luie zetel. Hij stond er voor en staarde omlaag naar de afstandsbediening. De tijd verstreek. Verwonderlijk, dacht hij, hoe weinig je hoeft na te denken als je niet wil. “Verwonderlijk,” sprak hij, “hoe weinig je hoeft na te denken als je niet wil.” Hij keek naar Woef, op zoek naar erkenning voor deze diepzinnige uitspraak. Dat Woef hem bevestigend aankeek, kon ook liggen aan diens net gevulde maag. Of aan zijn verbeelding. Diederik besloot vandaag geen gedachtengangen meer te volgen. Of liever, dacht hij, was zelfs een besluit een gedachtengang. “Woef, ook een besluit is een gedachtengang.” Woef keek hem weinigzeggend aan.
De pantoffels van Diederik sjokten terug de trap op, om de voeten van hun eigenaar. Spoedig lag Diederik terug in zijn bed. Of erop. Of onder zijn dekens. Hij probeerde de plaatsbepalingengedachtengang te stoppen, maar daarop volgde weer een gedachte dat niet denken best moeilijk was. Vreemd, dacht hij, het voelt alsof het me de afgelopen decennia prima afging. “Vreemd,” sprak hij tegen de hond op zijn voeteneinde, maar hij maakte de zin maar niet verder meer af.
Hij draaide zijn hoofd naar het raam en staarde naar de sneeuwvlokken die ogenschijnlijk vrolijk door de buitenlucht dwarrelden. Sommigen landden op zijn ruit, maar door de radiatorwarmte binnen smolten ze reddeloos tot doorzichtige druppels weg. Hij wendde zijn blik terug naar het plafond.
Treinwielen. Daar dacht hij plots aan. Aangezien het een vrij abrupt beeld was, liet hij deze gedachte maar even met rust. Gedachtengangen stoppen was immers ook een besluit en daarom een gedachte. De metafysische gelaagdheid van nietsdoen begon hem danig de keel uit te hangen. Dus. Treinwielen. Gekke dingen. Kom er maar op. Als eerste. Een wiel dat perfect ontworpen was om op rails te lopen. En er niet vanaf te lopen. Of toch bijna niet. Als er geen blaadjes waren. Of ijs. Of een gekke spoorwisseling bij een onevenwichtige belading. Of een gemist stopsein. Of. Nee, besloot hij, het stoppen van deze gedachtengang is alleszins geen slecht besluit nu.
Hij dacht daarop maar terug aan zijn besluit van de avond ervoor. Eruit stappen. Een einde aan zijn bestaan breien. Geen idéé hoe hij het moest aanpakken. Episch, ja. Maar hoe. De gedachte alleen al aan de conceptie, de planning, de uitvoering, maakte hem moe. Maar het zou toch een onderdeel van zijn zelfterminatie moeten uitmaken. Anders kon hij dat epische wel op zijn buik schrijven.
Diederik staarde omlaag naar zijn buik. Een voor zijn leeftijd nog redelijk strakke buik. Lichte bierspieren, zogezegd, maar voor een niet-sporter als hij niks exorbitants. Een objectief toeschouwer zou zeggen: zonde. “Zonde,” prevelde hij even voor zich uit om te horen hoe het klonk. “Zonde.” Zonde zonde zonde. Een woord uit geloviger tijdperken dan het zijne. Zijn huidige tijdperk leek van zonde verstoken. Het archaïsche woord bestond nog wel maar was een lege huls. Een label. Een merk. Zonde werd in alle verschijningsvormen gevierd op zijn televisiescherm. Zonde was relatief. Alles was relatief. Behalve het einde. Dat vonden mensen nog steeds écht zonde. Een laatste taboe, een laatste échte ‘doodzonde’. Godskolere, dacht Diederik. “Godskolere, Diederik. Kap met dat achterlijke gedenk. Tijd voor actie, man.”
Zo lag hij daar nog een uur of drie op zijn bed. In volstrekte stilte.
© 2023 KutBinnenlanders.nl
Theme by Anders Noren — Up ↑
Reactietjes