“Vertel, wat moet je ?” had de man ongeduldig, op het kwade af, gevraagd. Cees zakte de moed in de schoenen. Eerder die dag wist hij stellig: ik wil met iemand praten. Rot op met je envelop, ik doe niks meer tot ik met iemand gepraat heb. Voor het eerst in vier jaar had hij zich verzet. Vier jaar als Cultuurkiller, maar nu moest en zou hij iemand spreken. De persoon achter hem had hem toegefluisterd: “Vanavond vier over half negen. Theatercafé.” En zo plots als hij altijd leek te verschijnen, was hij weer weg. Stellig was Cees die avond naar het café gegaan. Maar nu, oog in oog met de man die hem gerecruteerd had, zonk de moed hem in de schoenen.
Hij inspecteerde het slot. Helaas, dit was een volledig ander slot dan het zijne. Het slot van Karsten was eenvoudig opengegaan, maar hier durfde Cees niet goed. Hij zou de ruit kunnen inslaan, maar dan was het meteen zichtbaar dat er iemand binnen was. Nee, het beste wat hij nu kon doen was op een afstandje de boel in de gaten houden en wachten. Wachten tot de bewoner thuiskwam. Hij had geen idee hoe laat dat zou zijn, maar er was gelukkig een kioskje verderop. Hij kocht er een krant en een flesje water. Daarna liep hij terug naar een bankje vanaf waar hij rechtstreeks zicht had op de deur die hij niet durfde open te breken.
“J-je hebt vast wel gehoord wat er met Jan Vijver is gebeurd ?” vroeg Cees. De man knikte. “Retorisch, Cees. Uiteraard volgen we op de voet wat er met de dissidenten en voormalige doelwitten gebeurt.” Cees fronste. “Ik heb hem kapot gemaakt. In jullie opdracht. Kapót. Een mensenleven is verloren, door jullie stomme enveloppen. Je snapt toch wel dat ik het daar niet makkelijk mee heb ?”
Verdomme, dacht Cees. Verdomme, verdomme verdomme. Hij las de krantenkop nog een keer. Nieuwe Dichter des Vaderlands. De foto toonde een sullige, negen-tot-vijf-burgerlijke man. Met een kop alsof hij net papa was geworden van zijn derde kind. De nieuwe Dichter des Vaderlands. Cees voelde een stekende koppijn. Nu ben ik officiëel ontslagen, schoot het door zijn hoofd.
“Je hebt je werk gewoon gedaan, Cultuurkiller. Dat Vijver daarna zijn leven niet meer op orde kreeg en zich uiteindelijk opknoopte, zijn jouw zaken niet.” Cees’ ogen schoten woedende bliksems. “Hij was een méns. Met vrienden, familie. Zijn dochtertje zit nu zonder vader. Wij hebben dat op ons geweten. Ik ben er klaar mee, ik wil geen Cultuurkiller meer zijn. Hou je enveloppen maar.”
De man boog zich over tafel en keek Cees streng en diep in de ogen. “Je weet donders goed dat je niet meer terug kunt. En geloof me: Vijver hadden we hoe dan ook het zwijgen opgelegd. Wat er verder gebeurd is, komt door zijn eigen slappe karakter. Maar hoe dan ook hadden we gezorgd dat Vijver een paar toontjes lager zong. Of denk je dat jij onze enige pion bent in dit spel ?”
Cees knipperde verrast met zijn ogen. “Niet ?” De man grinnikte. “Doe niet zo naïef, Cees. Er is altijd een tweede schutter. Je weet hoe zorgvuldig we te werk gaan. Wij wedden niet op één paard.”
Hij keek nogmaals naar de deur en rond hem heen. In de verte zag hij een bekende gestalte aan komen lopen. Showtime, dacht Cees. Hij vouwde zijn krant op, gooide zijn fles water in de vuilnisbak en liep terug richting de deur.
Geef een reactie