Albert keek om zich heen. Het dossier ‘stedelijk seriemoordenaar’ zoals hij het zelf gedoopt had, had zich uitgebreid tot mappen vol informatie. Simone had geen nuttige beschrijvingen kunnen geven van de andere leners van de aziatische talenbundels maar enkel het feit dat er meerdere mensen waren geweest hielp hem al verder. De dader van de moorden was iemand die vermoedelijk eigenljk amper kennis van de chinese taal had. maar die het als symbool gebruikte. Dergelijke symbolisatie kon hij bij veel lokale kunstenaren al meteen wegstrepen; de banalisering van de boodschap was in deze postindustriële stad als kunstvorm an sich verheven geraakt.

Karsten snapte het eventjes niet goed. Zijn sleutel paste als gegoten maar zijn deur bewoog terwijl hij die nog niet geopend had. Halfdronken stond hij zich te beseffen dat de deur eigenlijk al open was toen hij plots een felle pijn op zijn achterhoofd voelde en alles zwart werd.

Cees fonkelde als nooit tevoren bij thuiskomst. Het compliment over het horloge had hem deugd gedaan. Dat hij het feitelijk zo goed begrepen had deed hem spreekwoordeijk kwispelen als de jonge hond die hij toen nog heette te zijn. Die avond leerde de trots hem ieder contour, ieder klein krasje op het glas, hoe zijn horloge eruit zag. Hij wist dat hij het vanaf dan altijd uit duizenden zou herkennen.

Karsten’s waas ontduizelde. Hij bleek vastgebonden. Voor hem stond een man in silhouet. De volstrekt niksige skyline van de stad onttekende zich achter de onbekende persoon onder een volle maan. Meteen maakte Karsten zich ongerust over zijn schoenlepel-collectie, maar die bleek met een snelle blik compleet en intact. Op ééntje na. Een schoenlepel die hij tijdens het WK 2010 had gekocht. Hij draaide zich iets verder rond om het oranjegekleurde exemplaar elders in zijn flat te ontwaren tot hij iets zag blinken in de hand van zijn belager. En ineens werd zijn bloed ijskoud van angst. Een wijnsmaak met een maagzuursmaak mengde zich op zijn tong en even vreesde hij dat hij zou gaan overgeven.

Albert herlas de passage in de krantenarchieven die hij in zijn map had gestoken. Hij knipperde met zijn ogen. Het kon toch niet zó ontzettend overduidelijk voor de hand liggen ? Dat zou te belachelijik zijn. Dat al die jaren… pal onder zijn toeziend oog… Even voelde hij zich Dr. T. J. Eckleburg. Om direct dat belachelijke literaire beeld weer van zich af te schudden. Komaan, hij was wandelend roddelblad Bettina deGraete niet… Hij had bewijs nodig voor hij dit vermoeden zelfs maar lichtjes publiekelijk mocht maken.

Karsten stotterde. “W-wie i-is d-d-d-aar ?” Hij dacht halfslachtig de persoon die zijn meest recente schoenlepelaanwinst dreigend hanteerde wel te herkennen maar was niet zeker van zijn zaak. Toen klikte de indringer van zijn woning een schakelaar om en scheen zijn spaarlamp fel in zijn ogen. Maar in het verblindend licht werd zijn angst bewaarheid – hij zag Cees. Met een volstrekt woedende en moordlustige blik in zijn ogen.