Simone zat te zwijmelen boven haar boek en ze wist het. Maar om de paar zinnen wierp ze een snelle, strenge blik in het rond en meer vereiste haar baan toch niet van haar capaciteiten. Meteen erna kon ze weer de gevleugelde zinnen absorberen over de langharige vreemdeling die het kwetsbare hart van de protagoniste voor zich aan het winnen was. Toen ze bij een van haar snelle blikken Albert op zich af zag komen, vond ze het bijna jammer. Gelukkig zag ze De Muskiet altijd graag aan haar balie. Een beleefde jongen die altijd op tijd zijn boeken inleverde en goed was voor interessante en prettige gesprekjes. Bijzonder, want hij was van boven de rivieren en boven de rivieren hebben ze geen humor, wist Simone stellig.
“Dag Simone, hoe is het met de kleinzoon ?” vroeg Albert met een brede glimlach. Ze glimlachte terug – wat een warme jongeman was het toch. Ze zag hem nooit eens met een vrouw, ook in de stad niet, zou haar eeuwig vrijgezelle derde dochter anders… ze schudde de gedachte van zich af, beseffend dat het boeketreeksboekje haar manier van denken aan het beïnvloeden was. “Dag Albert. Hij maakt het prima, hij kan zelfs al lopen. Ik heb foto’s van zijn eerste stappen, wil je ze zien ?”
“Een andere keer, Simone, als het niet geeft. Ik vrees dat ik een werkgerelateerde vraag heb. Heb je iets van Chinees voor Dummies of zo in het assortiment ?” Albert schrok lichtjes van de wenkbrauw die zijn favoriete bibliothecaresse optrok. “Oei, hebben jullie dat niet ?” Simone haastte zich om te antwoorden: “Natuurlijk wel, ik vind het gewoon opvallend. Je bent al de derde deze week die erom komt vragen. Normaal liggen die oriëntaalse taalboeken een dikke laag stof te verzamelen. Enkel zo af en toe een taalstudentje dat erom komt vragen.”
Cees liep ongeduldig maar zo onopvallend mogelijk rond tussen het publiek. Op het podium stonden drie volwassen mannen in Sinterklaaskostuum met bokshandschoenen aan op een drumstel te bonken. In hartje zomer, hoe grijs het weer ook geweest was. De gebruikelijke kring van Ewald Poulet keek aandachtig en met drank in hun handen naar Le Spanish Inquisition. Cees’ ogen speurden echter naar Karsten. Hij was al naar twee andere voorstellingen gelopen deze vroege avond maar had de Schoenlepeldichter nergens aangetroffen. Plots zag hij Karsten, verderop, tussen de drumslagen door een schoenlepel-kwatrijn reciteren.
De envelop werd in zijn hand gedrukt. Het was de eerste keer dat hij de opdracht in het parkje kreeg. De schimmige man die uit het niets achter hem opgedoken leek te zijn, verdween ook net zo vlug weer. Maar niet voor hij zacht had gemompeld: “Ik zie dat je het horloge draagt. Goedzo. Zorg dat je het niet verliest.”
Aan Karsten’s pols prijkte een horloge. Zijn horloge. Cees wist genoeg en maakte zich stilletjes weer uit de voeten. In de straat klonken de drumslagen hem onheilspellend achterna.


Reactietjes