Thuis had hij naar het horloge zitten kijken. Het oogde vrij gewoontjes maar had kleine opvallende details die verraadden dat het een prijzig en uniek geval was. Wat bizar eigenlijk, dit cadeau dat tegelijkertijd een waarschuwing was. Zouden ze die altijd bij zich hebben voor hun cultuurkillers ? En wat als er iemand anders de zaak was binnengelopen en de envelop en het horloge had gevonden ? Stonden ze op wacht wellicht ? Heeft hij ze misschien helemaal niet gezien ? De wijzers tikten trouw en accuraat zijn vragen weg terwijl hij aan zijn eerste bruine envelop plukte.

Cees kneep plots een zuur gezicht. In de barspiegel achter barman Rob zag hij dat Karsten de tent binnen kwam gelopen. Karsten was een rare in het kunstwereldje. Karsten kwam altijd wijn bij je bedelen. En dan terwijl hij een beetje wereldvreemd en bijna paranoïde zijn lippen pal aan zijn glas hield, ging hij op die wijze al mompelend met je praten.

Karsten had hem gezien en kwam plots in één rechte lijn op hem af. Fuk, fuk, fuk, fukkadoria, dacht Cees bij zichzelf. Hij kreeg een klap op zijn rug, die Karsten altijd amicaal bedoelde maar een beetje te hard uitvoerde. “Ha die Cees, hoe gaat het ? Zeg, doe mij een wijntje als je wil.” Cees zuchtte. Hij wenkte naar Rob, die al een wijnglas aan het oppoetsen was. “Je bent een schat, Cees. Ik zal je anders mijn nieuwste gedicht voordragen. Het gaat over schoenlepels.”

Cees knarsentandde. Karsten schreef alléén maar over schoenlepels. Al decennia lang. Het ene na het andere gedicht over schoenlepels. Odes aan schoenlepels, sonnetten voor schoenlepels, hermetische haat-liefde geschriften over schoenlepels, abstracte beschouwingen van schoenlepels, limericken over schoenlepels. Heel af en toe een verdwaalde schoenlepel haiku.

Karsten zette het glas wijn aan zijn lippen en begon te declameren: “Lepeltje lepeltje lepeltje. Mijn hoofd op hol. Jouw hoofd op hiel. Je –” Cees raakte hem haastig op zijn arm aan: “Nu even niet, Karsten, als het niet geeft. Ik zit even met een paar belangrijke gedachten in mijn hoofd en wil me daarop concentreren.” Karsten sprak met zijn halve mond vol glasrand: “Ok. Geen probleem.” Hij dronk in één slok zijn glas leeg en draaide zich om op zijn kruk. Direct zag hij De Muskiet en waggelde op hem af. Cees zag nu Albert ook. En hoe Karsten zich naast hem aan de tafel zette en hem amicaal op zijn rug klopte.

Met speciale dank aan @Palilalia voor de schoenlepel.