Zoals het culturele circuit in deze stad liep was eenvoudig en ingewikkeld tegelijk. Cees had het leren begrijpen door te denken in kringen. De verschillende organisatoren van kleine culturele evenementen hadden allemaal zeer grote egootjes en botsten daardoor voortdurend met elkaar. Omdat de stad desalniettemin toch groot genoeg was voor hen allemaal, organiseerden ze kleinschalige avondjes, exposities, voorstellingen voor hun eigen insiderkring. Daar zaten uiteraard raakvlakken tussen, mensen die bij de ene en de andere kring ‘hoorden’, maar door opzettelijk gebrekkige aankondigingen van deze evenementjes was het aantal raakvlakpersonen tussen de Kringen beperkt. Slechts een klein aantal mensen bewoog zich in alle bekende Kringen – Cees was er inmiddels één van.

Vanavond was hij in de Kring rondom Ewald Poulet. Een cultureel zelfs voor deze stad uiterst dwars man, die consistent alles organiseerde waar de overige Kringen geen brood van lusten. Of zoals men in andere Kringen wel eens zei, Poulet zag vaak goud in een hoop fecaliën. Deze avond werd de Kring getracteerd op een zeventiental disharmonieus gillende vrouwen in rubber pakken die vadsige, bierbuikige mannenlichamen uitbeeldden. Hun rubber penissen zwierden in het rond terwijl ze te choreografisch doorwrochtte bewegingen rondom elkaar uitvoerden. Een überhermetisch rampenspektakel, maar Cees wist waarom hij hier was. Hij wist ook waarom de rest van de Kring hier was.

Poulet had namelijk één rastalent. Het loskrijgen van subsidies bij de culturele ambtenaren van het stadje, voor projecten waar zelfs de kunstenaren zelf vaak amper heil in zagen. En als zodanig sleepten ook de gillende naaktemanwijven op het podium vanavond elk weer een fors deel van hun maandhuur binnen. Het meerendeel van de aanwezigen bestond ook steevast uit andere artiesten die in het verleden al eens in de Pot van Poulet hadden mogen grabbelen. Op termijn kweekte elke Kring haar eigen kern van ‘familie’, en de Kring van Poulet was door de financiële stimulansen extra hecht.

Cees hoefde amper rond te kijken om te zien wie er aanwezig waren. Dat waren vrijwel altijd dezelfde gezichten. Of toch, wacht. Stond daar nu De Muskiet aan de bar ? Dat was ongewoon. Albert zag doorgaans weinig nieuwswaardige toevoeging in het bezoeken van de evenementjes van Poulet. Cees sloeg er echter niet veel acht op. Hij keek scherp langs de gezichten van de overige aanwezigen. Hoewel hij hun namen kon dromen, observeerde hij nu hun gedrag. Hij was na uitbreid naslagwerk in zijn bibliotheek tot de conclusie gekomen dat de persoon die hem opjoeg het meest waarschijnlijk iemand uit één der Kringen was.

Albert dronk zijn bier en keek zo onopvallend mogelijk naar Cees. Hij had wel gedacht dat die vanavond aanwezig zou zijn bij Die Screamin’ Bierbäuche. Zijn instinct zei hem dat Cees met het hele bamboepen-dossier iets te maken had. Iets. Hij had geen idee wat. Het vermoeden was ook niet op maar één aanwijzing gebaseerd, behalve Cees’ ongewone belangstelling voor de moord op DeWolksvaeghe.

Hij wist echter nog nergens maar één touw aan vast te knopen voorlopig. Ook niet aan de mail die zijn voormalige studiegenoot hem had teruggestuurd. Die had met moeite de chinese tekens ontcijferd van de eerste moord. Schijnbaar was het nogal contextgevoelig, tekstueel, en stond het meermalen herhaald op DeWolksvaeghe’s lichaam geschreven. Maar de boodschap vertaalde zich tot zoveel als:

“Wie niet eerlijk zoekt, die zal het vinden.”

De oplettende lezer merkt dat ik enkele elementen in bovenstaande tekst schaamteloos gepikt heb van AHJ Dautzenberg. Ik weet vrij zeker dat hij dat niet bezwaarlijk zal vinden.