In allerlei menselijke handelingen en activiteiten is industrialisering opgedoken. Of ingetreden. Met wisselend succes. De voedselindustrie bulkt van ziekteverwekkende ingrediënten. Ik walg van kant-en-klare maaltijden.

Waar ik niet van walg is de verpakkingsindustrie, een verzameling oenen met twee linkerhanden die van alles & nog wat verpakken. Ik leef ermee op voet van oorlog. Zij verplicht me altijd gewapend rond te lopen, met een zakmes op zak om verpakkingen te openen die anders niet open te krijgen zijn. De onwillige verpakkingen, ze maken haast de helft uit van de producten van de verpakkingsindustrie.

Die oenen immers vergeten heel vaak dat je hun verpakkingen ook nog moet open zien te krijgen. Het zal hen worst wezen.

Japanners doen niet aan verpakkingindustrie. Voor hen is verpakken een kunst, niet inpakken en wegwezen maar uitpakken, traag maar zeker en laag voor laag, zonder iets te scheuren. Zie je, alleen al de verwoording ervan doet u, lezer, en mij, schrijver, watertanden. Zonder industrie is het pas goed leven.

 
Marc Tiefenthal
Marc Tiefenthal
In tijden van toenemende verdomming en groeiend nationalisme is het gepast, ha, erop te wijzen dat Marc Tiefenthal gemakkelijkheidshalve kan worden gecatalogeerd als Belgisch dichter, die zowel in het Nederlands als het Frans schrijft. In diezelfde context, stijgende verdomming en toenemend nationalisme, vraagt menigeen zich af waar de dichter verblijf houdt. Daar hij op twee plaatsen in de wereld verblijf houdt, dit is bilokaal woonachtig, heeft hij op het Groot Smoelenboek van de heer Sukkelberg, voor de lol Bobigny als woonplaats opgegeven. Kom hem daar maar niet bezoeken. Evenmin als in Menen, Ieper, Leuven, Bossière, Brussel, Antwerpen noch Temse, waar hij ooit gewoond heeft.