‘Er valt al wekenlang geen regen en het is warm, wordt zelfs almaar warmer. De maat is leeg.’ Werkloos zit de boer aan de toog in de kroeg. Aan boerenkrijg tegen het stikstofakkoord doet hij niet. ‘Ik heb mijn koeien en varkens of levend verkocht of laten slachten. Ik doe nu in groenten en fruit, graan, maïs, aardappelen. Maar alles verdroogt.’

Bij wie zou hij dus protesteren?

Uit de hoek, donker en bedompt, komt een man naar de toog gestapt op de twee mannen af. ‘Ik werk bij de fiscus’, zegt hij. ‘Wij vullen de maat tot hij vol is en in geen tijd staat hij leeg. Eerst het virus, dan nu die oorlog. Baas, geef ons een rondje’.