De zon kaatste fel van de zonnebril op Alain’s gezicht af, recht in de ogen van Diederik. Geïrriteerd trok die zijn oogleden dicht. Niet hij, dacht hij bij zichzelf. Iedereen behalve Alain. Hij zuchtte en opende de deur om de ongewenste gast binnen te laten. Bij het binnenlopen reikte Alain hem, arrogant kijkend, een stapel enveloppen: “Je post. Volgens mij niks belangrijks, maar ik heb het maar meegenomen. Jezus, wat heb jij met je haar gedaan ?”
Diederik sloot met een zucht de deur en rustte even zijn hoofd ertegen terwijl Alain al de hal doorgelopen was. Hij hoorde hem praten in de woonkamer. “Zo, dus hier hou je je nu schuil ? Niet slecht, kerel.” Diederik gromde stilletjes, zijn nekharen stonden overeind. Alain volgend keek hij snel zijn post door. Rekeningen. Een brief van zijn voormalige werkgever – te herkennen aan het regenboogmannetje op de envelop. Ongewenste ongeadresseerde post. Hij gooide de stapel achteloos op de woonkamertafel. “Bedankt. Wat kom je doen ?”
Alain zat, zelfingenomen, comfortabel in de bank genesteld. “Ik kwam je post brengen,” sprak hij grijnzend. “Stan had me gevraagd dat voor je te regelen aangezien al die cameramuskieten in de bosjes mijn kop niet kennen. Ik had geen sleutel maar die postbusjes in jouw flat stellen qua slot niet veel voor.” Hij bekeek zijn nagels. Diederik vroeg zich onwillekeurig af of Alain ook zijn appartement binnen was geweest. Vast wel. Maakte niet uit, alles daarbinnen was stuk.
Alain staarde de kamer rond. “Zozo, hier woont iemand met een aardige smaak.” Hij stond op en liep op een vitrine af. Diederik haastte zich naar hem toe en loog zo overtuigend mogelijk: “Als je het niet erg vind, ik heb deze middag nog wat dingen te doen. Kwam je voor iets dringends ? Anders heb ik liever dat je weer gaat.”
Alain snoof. “Oké, boodschap begrepen.” Hij grabbelde zijn jas van de bank. “Oh, er was wel één ding. Stan vroeg of je nog je krabbel wou zetten, iets met de beeldrechten van je filmpje of zo.”
Diederik grabbelde de papieren die hem aangereikt werden, haastig aan. Hij wou Alain zo snel mogelijk het huis uit hebben. “Ik heb hier nog ergens een pen,” treuzelde die, terwijl hij in zijn zak zocht. Diederik gritste een pen van de woonkamertafel: “Laat maar, hier ligt er al een.” Snel zocht hij op het papier waar er een handtekening moest, en plaatste die. “Als het kan moet er onder iedere pagina een paraafje, en op pagina drie nog één krabbel,” sprak Alain op een amper overtuigende behulpzame toon. De pen rolde ongeduldig over het papier.
Diederik gaf hem de papieren terug. “Was dat alles ?” Alain dacht even. “Ja, ik geloof het wel. Ik zal Stan de groeten doen en we spreken je snel.” Hij trok zijn jas aan terwijl Diederik dicht achter hem aan de hal in liep. “Tot later weer hè.”
Terwijl de deur achter hem dichtsloeg, zuchtte Alain even opgelucht. Het was gelukt. Grijnzend liep hij de stoep af, zijn schaduw achterna.
Geef een reactie