De metalen klem bewoog trillend naar voren. Verdomme, dacht Peter. Waarom heb ik hier niet weer gewoon nee tegen gezegd ? Hij vervloekte zijn meegaandheid, daar bovenin de toren. Maak je niet ongerust, had Stan gezegd. Ik heb voor alles gezorgd, had Stan gezegd. Alsof Stan ooit eerder met een hoogspanningsmast had gewerkt. Peter ook niet, trouwens. Ik heb me uitgebreid ingelezen, had Stan gezegd. En ik heb via een mannetje geregeld dat er geen spanning meer op die toren staat, had Stan gezegd. Peter ademde diep in. Moed houden nu. Wat had hij een gruwelijke schurfthekel aan werken met stroom. Schokken krijgen was niet zo zijn ding. En vlamboogenergie ook niet echt. Hij klikte de klem vast aan de bovenkant van de toren en verwachtte nu in één scherpe lichtflits niet meer te bestaan. Stijf hield hij zijn ogen dichtgeklemd. Om ze daarna weer voorzichtig te openen. Niets. Hij slaakte een zucht van oplichting.
Onderaan de toren stond Stan bezorgd toe te kijken. “Gelukt ?” riep hij omhoog. Peter stak een duim op en zocht de tweede klem. Hij werd afgeleid door beweging in zijn ooghoek. Er kwam iemand aangelopen vanuit het noorden van de weide. Nieuwsgierig keek hij naar de naderende gestalte, de klem bungelend uit zijn hand. Wat kwam die man hier nu weer zoeken ?
Stan had niets door. Hij dacht aan de vrouw die thuis pijn lag te lijden. En aan het geld dat nodig was om haar beter te krijgen. Beter, zodat alles weer kon zijn zoals vroeger. Daarom moest dit spel tot in de puntjes gespeeld worden. In één klap was er dan ruim genoeg geld om haar – hij hoorde nu de voetstappen en draaide zich om.
Stan keek verbaasd naar de man die naderde. Hij schatte hem begin 50, kranig van postuur, karaktervol gezicht dat streng stond. Relatief net pak. De man strekte al lopende zijn hand uit. “Hans Gebbink, aangenaam. U bent, neem ik aan -”
“Stan,” onderbrak Stan hem kortaf. Hij schudde de hand. “We zijn hier met iets bezig, als u het niet erg vindt, dat nogal nauw luistert. Tests bij hoogspanning, dus als u zo vriendelijk zou willen zijn om weer verder -”
“Tests,” herhaalde de man. “Dat vindt mijn opdrachtgever uiterst ongewoon. Wat moet er getest worden ? We hebben betaald voor een zelfmoord.”
Stan voelde zijn bloed ijskoud worden en deed zijn best niets te laten merken. Verdomme. Werkte deze man voor de man die het hoogste bod had gedaan ? “U werkt voor … ?” vroeg hij voorzichtig.
“Houdt u maar niet van de domme,” sprak Gebbink, terwijl hij de toren inkeek. “Wat doet die man daarboven met die veiligheidsriemen ? Ik hoop toch dat Diederik – als dat zijn echte naam is – zijn daad in zijn eentje gaat verrichten.”
Think fast, dacht Stan, en hij stamelde: “N-natuurlijk, maar u, u zult toch ook begrijpen, n-nadat hij zijn daad verricht, moet hij ook nog een keer naar beneden gehaald worden. Zijn nabestaanden stellen wellicht een helemaal verkoold lijk niet zo op prijs. En stel dat hij zich bedenkt, dan -”
Gebbink draaide zich met een ruk om en staarde met één opgetrokken wenkbrauw Stan aan. “Zich bedenken ? U maakt een grapje, hoop ik.”
Stan keek Gebbink verbaasd aan. “Het kan toch altijd nog voorkomen dat Diederik, op het laatste moment, -”
“Niks ervan,” bromde Gebbink. “Lees uw contract er maar eens op na. We hebben onder volledig bindende voorwaarden getekend. Als u contractbreuk pleegt, zult u het weten. Mijn cliënt is niet zo gefortuneerd geworden door loopjes met zich te laten nemen. Dus als het niet geeft,” hij keek terug omhoog de toren in, “roep uw man maar weer naar beneden, die riemen zijn nergens voor nodig.”
Stan knipperde met zijn ogen. En had ineens het gevoel middenin een sneeuwstorm op de Noordpool te staan, zo koud prikte de paniek vanuit alle richtingen in zijn huid.
Reactietjes