Met een brede glimlach werd Diederik wakker naast Nathalie. Ze hadden samen zijn succes-avond gevierd. Er was op gedronken, ze waren nog wat gaan eten en uiteindelijk hadden ze heerlijk gevreeën. In het ochtendlicht zag de wereld hem er inmiddels veel beter uit. Hij had de avond van zijn leven gehad. Nooit had hij durven vermoeden dat hij zulke dingen op een podium zou staan te roepen.
Hoe laat zou het zijn ? Hoewel het eigenlijk niets uitmaakte – zowel hij als Nathalie hoefde niet echt ergens te zijn vandaag – grabbelde hij zijn telefoon. Half acht. Vroeg. Hij zag een bericht dat hij een oproep gemist had. Stan. Half slaperig belde hij het voicemail nummer.
“Diederik, dit is Stan. Bel me even, we moeten onderhand een afspraak plannen voor je – heh – zelfmoord. Oké, later kerel.”
Met een zucht liet Diederik zich terug op zijn hoofdkussen vallen en draaide zich om. Niet nu. Dat hele zelfmoordgedoe sprak hem eigenlijk helemaal niet meer aan. Stom idee. Hij knuffelde tegen Nathalie aan en rook haar zachte vanillegeur. Een brede glimlach verscheen op zijn lippen. Het leven was goed. Waarom zou hij het willen beëindigen ?
De innerlijke stem met de bizarre uitspraken zweeg. Hij had zijn ruimte om te spreken gekregen, gisteren op het podium, en die ruimte met beide handen aangegrepen. De waanzin had zich uitgeschreeuwd en kon daar tevreden een tijdje op teren. Diederik kon zich de laatste keer niet heugen dat hij zich zo goed had gevoeld. Met dat gelukzalig besef viel hij terug in slaap.
“Ik weet het niet, hoor,” keek Alain mismoedig om zich heen, “met deze plek.” Met een scherpe afkeur tilde hij zijn luxe leren schoen uit het modderige graslandschap. “Kon je niet een betere plek vinden ?”
“Dit is perfect,” sprak Stan stellig. “In de wijde omtrek geen pottekijkers, enkel weide zo ver als het oog strekt.”
Alain keek hooghartig om zich heen. Hij had het nooit echt op natuur gehad, en hier was hij omsingeld. Hij snoof mismoedig. “Als jij het zegt.”
Stan klom enkele treden omhoog de toren in. “Dit is ook prima. Vertrouw me nu maar, Alain, dit is allemaal perfect.” Hij sprong de toren weer uit, draaide zich om en staarde omhoog. “Alleen…”
“Alleen wat ?” vroeg Alain ongedurig.
“Het gaat nog een hele trucendoos kosten om dit geloofwaardig te faken. Dat we de ideale locatie hebben gevonden is één ding, maar hoe gaan we hier veiligheidsriemen en netten aanbrengen en die vervolgens in de eindvideo geloofwaardig weer wegwerken ?”
“Laat dat nou maar aan mij over,” gromde Alain. “Als jij nou je deel van het werk doet in dit smerige moeras” – hij veegde zijn schoen af aan het gras en zette daarbij zijn andere schoen in een modderpoel – “verdomme, wat een tyfuszooi hier. Maar als jij het hier allemaal in orde brengt, bewerk ik daarna de video wel. Je zult er niks meer van zien. Of twijfel je ineens aan mijn kwaliteiten soms ?” Hij gaf Stan een scherpe blik, die grinnikend terugkeek.
“Rustig, kameraad. Ik geloof heus wel in je. Ik zit alleen even praktisch te kijken. We zullen daar –“ hij wees rechts bovenin de toren – “en daar in ieder geval leidingen moeten aanleggen. En natuurlijk moet op een of andere manier de stroom er af gehaald worden. We gaan hier toch nog wel een paar mannetjes bij nodig hebben vrees ik hoor.”
Alain vloekte nogmaals om zijn modderige schoenen. “Als hun geheimhouding maar gewaarborgd wordt.”
Stan keek nogmaals omhoog, met zijn handen in zijn zij. “Komt allemaal goed, jongeman. Komt allemaal goed.”
Hoog boven hun hoofden zoemden de hoogspanningslijnen van de elektriciteitstoren vervaarlijk.
Reactietjes