Voor Gaea Schoeters 

 

Soms kan het heel erg mislopen. Je weet het en doet er niets aan, alsof je er niet toe doet, terwijl jij het bent die het doet.

Meestal echter valt het mooi mee. Je hebt nog een stuk instinct dat intact is gebleven, waarmee je een bevoorrechte positie inneemt tegenover het object van je verlangen, ach, zeg maar: je prooi. Het komt erop neer dat je lange tijd niets doet, gewoon blijft zitten of staan, tot het moment er is en je toeslaat.

Ergens daartussenin begeeft zich de dichter. Hij of zij zit uren niets te doen, lijkt te dromen, kijkt uit naar woorden of iets anders, wacht tot wat dan ook zich aan hem voordoet, schrijft toe.

In een soms verrukkelijke ruk.

Met uitzondering van de schrijvers, uiteraard, die uren lang bladzijden vol schrijven, daarna herschrijven, enz. Ze zijn geen jagers maar ambachtelijke ambtenaren. Er zijn er die op die manier menen poëzie te kunnen bedrijven.

 
Marc Tiefenthal
Marc Tiefenthal
In tijden van toenemende verdomming en groeiend nationalisme is het gepast, ha, erop te wijzen dat Marc Tiefenthal gemakkelijkheidshalve kan worden gecatalogeerd als Belgisch dichter, die zowel in het Nederlands als het Frans schrijft. In diezelfde context, stijgende verdomming en toenemend nationalisme, vraagt menigeen zich af waar de dichter verblijf houdt. Daar hij op twee plaatsen in de wereld verblijf houdt, dit is bilokaal woonachtig, heeft hij op het Groot Smoelenboek van de heer Sukkelberg, voor de lol Bobigny als woonplaats opgegeven. Kom hem daar maar niet bezoeken. Evenmin als in Menen, Ieper, Leuven, Bossière, Brussel, Antwerpen noch Temse, waar hij ooit gewoond heeft.