Ik zie een klein meisje.
Ze staat daar in de hoek.
Ze kijkt me verwijtend aan.
“Is dit het nou? Wat is er gebeurd met mijn dromen?” vraagt ze mij.
Ik wil haar geruststellen. Zeggen dat het heus nog wel goed komt. Dat er wat moeilijke periodes zijn geweest, maar met wat inzet komt het wel.
“En wanneer ga je daarmee beginnen?” Vraagt ze mij op bestraffende toon.
Wat kan ik daarop nou zeggen? Dat ik bezig ben? Dat het goede moment nog niet is geweest? Dat ze maar gewoon geduld moet hebben. Dat ze te jong is om het te begrijpen?
“Ik weet wat je probeert.. Maar kun je ook eerlijk zijn?”
Ik voel me boos worden, kwaad, furieus! Wat een lef! Zij kan makkelijk praten! Dat jonge kind zonder zorgen, met een heel leven voor zich… Een leven wat ze ook voor zich ziet. Ik moet haar gelijk geven. Ik wil haar geen gelijk geven. Ik wil haar woorden geen erkenning geven. Dat zou gelijk staan aan mijn mislukking.
“Wat is er gebeurd met gaan voor je eigen leven. Niets of niemand houdt mij tegen?”
Ik weet het niet. Ik wil het niet weten. Ik duw haar weg. Tranen schieten in mijn ogen. Tranen van pijn. Ik laat mijn hoofd in schaamte neer.
Ze laat zich niet wegduwen. Ze slaat haar armen om mij heen. Veegt mijn haren uit mijn gezicht, en mijn tranen weg. Met de meest begripvolle ogen kijkt ze me aan. “Het komt wel goed..”
Reactietjes