Onder de tekst blijkt een mannetje te schuilen. Ik ontdek dit pas wanneer ik in plaats van de pagina, een alinea omsla. Hij had zich goed verstopt. Als de alinea niet zo meeslepend was geweest, had ik het mannetje onder de tekst nooit gevonden.
Het mannetje gebaart mij paniekerig tot zwijgen. Hij kruipt wat dieper in de alinea weg. Dat gaat zomaar niet, denk ik. Verschuil je maar even in een andere tekst, niet in deze. Hier ben ik mee bezig. Aan zijn nekvel pluk ik het mannetje tussen de woorden uit.
Het mannetje smeekt. Hij roept dat hij op de vlucht is voor het plot. Als het plot hem te pakken krijgt, is hij definitief zijn vrijheid kwijt. Ik overweeg even het mannetje alinea-asiel te verlenen. Maar dan werp ik tegen dat je verschuilen in tekst ook geen leven is. Het mannetje gilt dat alles beter is dan aan het plot onderworpen worden.
Plots grijpt een grote lijn van woorden en letters de enkels van het mannetje. Resoluut wordt hij het boek ingetrokken en zijn gegil verstomt in luttele seconden. Verbijsterd kijk ik naar de pagina. Daar staat hij. In de tekst. En oei, zo te lezen gaat het slecht met hem aflopen. Ik sla het boek dicht. Dan heb ik het alvast niet geweten.
Reactietjes