En zo spoelt wethouder Jan door het afvoerputje in Heusden aan…
Jan was in de collectieve gedachten van Tilburgers waar ook ter wereld altijd slechts één stap verwijderd van Den Haag. Het jongetje dat alles goed zou maken. Het staatssecretarisschap lonkte. Nee, het ministerschap. Nee, het premierschap. En van daar verder. Waarom niet? Jan was toch een gezellige jongen?
Het was een kwestie van tijd voordat Jan Den Haag stormenderhand zou veroveren. Nog even en Holland zou het onmetelijke talent van die Jan Schaefer zonder spijkerpak opmerken. Ze hadden Jan heus wel hoog zitten in Den Haag. “Jan is gepolst door Kok”, “Van Thijn steunt Jan”, “Bos ziet het zitten in Jan”, “Cohen wil Jan”, “Ploumen denkt aan Jan”.
Jan Jan Jan
Partijvoorzitterschappen, staatssecretariaten, ministersposten, ze lonkten allemaal naar Jan. Jan was de man. Jan was hot. Aan iedere vinger drie commissariaten. De bodes aan zijn voeten. Op de cover van elk rapport.
Jan Jan Jan
Jan werd langzaam gebracht, wilde het gerucht. De Partij liet hem warmlopen in de provincie. Ervaring opdoen. Vlieguren maken. Jan ontwikkelde zich. Stormachtig, wilde het gerucht. Iedereen was onder de indruk, hoorde je het gonzen. Achter de coulissen stond Jan. Te trappelen. Nog heel even en we zouden allemaal de grootse doorbraak van Jan meemaken. Die ook een beetje onze doorbraak zou worden. Nog even, nog héél even en dan zal de Partij hem loslaten op de argeloze kiezer. Hem opstuwen door de eigen rangen en Het Torentje binnen katapulteren. Man man, die Jan.
En toen…was Jan op een dag burgemeester van Heusden.
Cees van Raak vervaardigde een Poëem over zijn amice Jan
Wethouder Jan*
In iedere herdgang, kapel, kroeg en café
in De Pont en bij Willem II.
Kent men zijn naam.
In deze stad met zijn rijke textiele verleden is hij de sterkhouder,
de aanhouder en de doordouwer.
Een man van stavast,
Wethouder Jan.
Wat een man.
*) Uit de bundel Ramscheut
Reactietjes