Fragment uit een work in progress verhaal van René van Densen, dat mogelijk nooit af gaat komen, hem kennende. Kan dus geen kwaad om hier een stukje van te publiceren.
Lisa staarde naar haar glas Bailey’s: ze probeerde het ijs te zien smelten. Wel een minuut bleef ze kijken, maar zelfs geen langs de ijsblokjes aflopende kleine druppel smeltvocht werd ze gewaar. Ze zuchtte. Er was niemand in het café vanavond. Ze wist zelf eigenlijk niet meer waarom ze zonodig uit wou gaan. Het was haar immers welbekend dat op deze avond in de week altijd het café zo goed als verlaten was.
Ja, er was de knappe barjongen. Maar die was homo. Dat had ze bij de eerste keer dat ze hem zag net op tijd door. Iets later en ze had zich mogelijk voor schut gezet. Maar dan ook écht vre-se-lijk voor schut, niet normaal. Stel je voor dat ze met hem had proberen te flirten, en er dan achter was gekomen – om door de grond te zakken zo gênant zou dat geweest zijn.
Verder waren er daarstraks wat gepensioneerden aan het biljarten geweest, maar die hadden ook hun slaapmutsjes al gedronken en de route naar huis weer opgezocht. Nu zat er enkel nog één man. Aan het andere uiteinde van de bar. Lisa keek onopvallend naar hem. Hij keek echter niet naar håår.
Ze keek weer naar haar Bailey’s en kantelde het glas een klein beetje. Vervolgens kantelde ze het de andere kant op. Het ijs draaide zachtjes mee in de romige substantie. Ze moedigde subtiel de beweging aan met nog enkele tiltingen, en zette vervolgens het glas verveeld terug op de bar. Het ijs draaide nog een beetje rond maar begon al af te remmen. Vanuit haar ooghoek bekeek ze de man eens wat beter. Hij was niet mooi maar ook niet lelijk. Geen slechte kont. Hij was wel wat oud. En hij leek een sombere inborst te hebben. Iets stond haar tegen aan deze man.
Hij zat zachtjes in een soort zakboekje te schrijven. De pen in zijn hand wiegelde heen en weer. Ze zag geen trouwring. Haar ogen dwaalden terug naar het ijs in haar glas. In scherpe, grillige lijnen kleurden wit, zwart en zachtlichtbruin het ijs in, zoals alleen ijs ingekleurd kan worden. De poëtische lijnvoering in het bevroren water interesseerde haar echter geen fluit. Waaróm was ze uitgegaan ? Een gevoel van rusteloosheid had haar overvallen in haar appartement. Alles was zo stil, zo rustig; zo eenzaam. Ze had rillingen op haar rug gekregen en resoluut haar jas gepakt. Pas in het café had ze zich bedacht welke weekdag het was.
De balpen van de man maakte een kriebelig geluid op het papier. Het geluid begon haar te ergeren. Het moest toch wel verdomd interessant zijn, wat hij daar zo schreef. Hij had immers helemaal geen oog voor håår. Niet dat ze echt op hem lette, en al helemaal niet dat ze op zijn aandacht zat te wachten, natuurlijk. Hij zag eruit als een engerd, hoe meer ze erover nadacht. Maar dat geschrijf, dat voelde onbeschoft. Ze keek doelbewust recht voor zich uit en schraapte zeer zachtjes haar keel. Het gekrabbel stopte. Ze kon zich vergissen, maar volgens haar keek hij even naar haar. En terecht. Lisa was een schóónheid; daar moest naar gekeken worden. En zoniet, dan moest op dat papier toch op z’n minst een gedicht vol liefde en verering van haar persoon staan. Iets anders was gewoon een groffe belediging.
Ze negeerde de man. Dat was altijd de makkelijkste manier om de aandacht van een man te krijgen: hem negeren. Leer haar de mannen kennen. Ze zijn allemaal hetzelfde. En als er toch niets te beleven was vanavond, zou ze op z’n minst zijn aandacht hebben verdomme. Niet om met hem te praten, want hij kon de pot op, die engerd. Maar het hóórde gewoon zo.
Er klonk weer gekrabbel en Lisa voelde een licht geïrriteerde frons in haar voorhoofd. De brutaliteit ! Zit die gek nu doodleuk dóór te schrijven ?? Ze schraapte iets scherper haar keel en zette zo elegant mogelijk het glas aan haar lippen voor een miniem slokje. Nog niets. Inwendig gromde ze. Tijd voor een paardenmiddel. Stilletjes begon ze met de muziek mee te zingen. Een beetje dromerige, maar zorgvuldig uitgekiende klank. Niet te opvallend, maar net luid genoeg dat de ploert aan de bar het zou moeten horen.
Het gekrabbel was abrubt stilgevallen, en zo hoorde het ook.
Ze sloot de ogen en luisterde naar de muziek. De tonen resoneerden in haar lichaam, en ze voelde de zin om te dansen. Het dansvloerlicht over haar lichaam te laten strelen. Ze liep langzaam de dansvloer op. Sierlijk en langzaam zwiepte ze haar lichaam. Oerdriften gierden door haar aderen, en beheerst en kalm zwaaide ze met haar heupen. Het discolicht kroop over haar strakke jeans, streelde haar billen, en dwarrelde omlaag over haar benen. Rustig zette ze de ene voet voor de andere, zwaaide met haar weelderige haren, waar het licht met gretige vingers doorheen streek. Sloom rezen als automatisch haar armen in de hoogte en draaide ze, de ogen nog altijd gesloten, rond op de muziek – alles golfde, het geluid, het licht, haar wulpse haarbos, de hele wereld golfde.
Ze opende de ogen en zat nog altijd op haar kruk. Het ijs wou nog altijd maar niet smelten. Wel klonk er nog altijd geen gekrabbel. Hij zat nu stilletjes te drinken en naar haar te kijken, ze voelde het. En het boekje was waarschijnlijk zelfs gesloten.
De knappe barjongen liep voorbij en ze liet even haar blik over dat goddellijke lichaam dwalen. Wat moest het heerlijk zijn om daar in het ochtendlicht haar vingers over te laten dwalen. Ze vroeg zich onwillekeurig af of hij wel of geen borsthaar had. Het strakke shirt gaf niet genoeg aanwijzingen om er zeker van te zijn. Ze nam een slok van haar Bailey’s.
De barjongen kwam terug en boog zich over de bar naar haar. Haar ogen werden even groter van verbazing, en haar hart sloeg even iets sneller. Of ze iets wou drinken van die man daar, vroeg de barjongen. Ze fronste. Wachtte een paar seconden. Expres. Draaide toen heel rustig en kil haar hoofd naar de man. Met een minachtende blik keek ze hem aan. Ze draaide terug naar de barjongen en schudde resoluut neen. De barjongen knikte, haalde zijn schouders lichtjes op en liep terug naar de man. Geërgerd keek ze naar haar glas, dronk het toen in één teug leeg. Stond op van haar kruk. Pakte haar sjaal en sloeg die om haar nek. Langzaam. Ze zwiepte haar kapsel vrij en over de das heen. Met een demonstratief wijde zwaai trok ze haar jas aan, stak haar kin in de hoogte, en draaide zich naar de deur. Met rasse schreden en klakkende hielen stapte ze het café uit, de buitenlucht in.
De straten waren verlaten, het was enkel zijzelf en het lantarenlicht. Lisa haalde een teug frisse lucht haar neus in en glimlachte. Toen stapte ze klakkend de straat uit, zachtjes neuriënd. Ze kon niet wachten om weer lekker thuis in haar lege appartement te zijn.
Reactietjes