De grote schrijver Ko te Let pulkte aan zijn reukorgaan. De neuspulk leek op Peerke. Dat gebeurde hem wel vaker, dat Peerke zich aan hem openbaarde. Hij vertoonde zich in van alles onverhoeds aan Ko. In gordijnen, plassen en nu in een grijsgroen snotje. De oren leken niet echt.
Ko besteedde er geen aandacht aan. Hij had andere besognes. Hij zat ernstig in de piepzak. Ko moest zijn opwachting maken op het vrouwenboekenbal in de Grote Stad. De Grote Stad, hij moest er niets van hebben. Diep van binnen was hij er bang voor. Het bonkige straatplaveisel, de vele pieremachochels en al die Morianen. Ko vond het niets pluis in de Grote Stad. Hij meed de betonnen negorij liefst als de ziekte.
Maar de literatuur vraagt grote offers. Ko moest daar wel acte de présence geven. Hij ademde zwaar uit en hees zich uit zijn grote schrijversstoel. ‘Hup, in de benen’, maande hij zichzelf. Hij schoot in zijn duffelse jas en beende aan, richting het spoorwegemplacement. ‘Wat een weertje’, smiespelde Ko om iets te zeggen te hebben.
In de trein probeerde hij zich voor te stellen dat hij bij moeder voor de haard zat. Het vuur knapperde en zijn moeder stopte sokken. Ko dronk dampende anijsmelk. Hij voelde zich senang tussen de antimakassars. De Grote Stad was ver weg.
Het stalen ros remde af. Ko schrok wakker en riep verschrikt uit: ‘blikskaters!’. Hij was in de Grote Stad aanbeland. Ko controleerde de ketting aan zijn beurs, verstopte zijn horloge in een heuptasje en plaatste zijn identificatiebewijs op zijn lichaam. ‘De schobbejakken en laaielichters krijgen een taaie kluif aan mij’, mompelde Ko onvast toen hij uit de wagon stapte. Hij had zichzelf ingeprent voor drugs op te passen, niet te praten met hasjkikkers en andere negers en onoirbare zaken op straat te negeren. Kortom, onder alle omstandigheden op zijn qui vive te zijn. Ko wilde elk mogelijk akkefietje met de bokkige Grote Stedelingen voor zijn. Daarom fixeerde hij zijn kijkers straks op het bonkige plaveisel.
Ook schuifelde hij zijwaarts als een krab langs de muren. Hij was bang voor een mes in zijn rug. Het gevaar was overal. Ko voelde zich als de spreekwoordelijke snoek op zolder. Bij het vrouwenboekenbal maakt hij drie bieren soldaat. Tussen het drinken door zorgde Ko altijd dat hij een hand op zijn glas hield.
Reactietjes