Ellendig voelde hij zich. Overal om hem heen klonken de knallen en het geschreeuw. Zand en bloed vlogen in het rond. Ledematen van vrienden van hem lagen verspreid door de loopgraaf. Dáár lag de hand van Patrick, die volgende week zou gaan trouwen met zijn Natasja. Een lichte traan zwelde zich op in zijn ogen, maar hij verbeet zich – wees een mán, verdomme ! Anders kom je hier net zo min levend uit als je gesneuvelde vrienden !
Hij smeet een granaat over de zandzakken en dook in dekking. De harde knal en het gegil van de tegenstander versmolten bijna in de totale waanzin overal om hem heen. En dan te bedenken dat dit nog ooit een mooi modern stadsplein was geweest. Helemaal vernieuwd, met vrolijke waterstraaltjes die omhoog en omlaag dansten. De lindes stonden scheef, gebroken, en met bloed bespat.
Hij kon zich amper meer herinneren hoe de oorlog begonnen was. Maar mijn god, wat had hij een dorst.