
Donderdag had ik mijn eerste inburgeringsles van het subonderdeel Maatschappelijke Oriëntatie. Amper een halve week later, vanmiddag om precies te zijn, hadden alle inburgeraars, mijzelf incluis, een feestmiddagje in De Vooruit te Gent. Tijd voor een eerste algemene beschouwing van het fenomeen Inburgering zoals ik dat hier heb aangetroffen.
Allereerst maar de les. De eerste les was, hoewel geïmproviseerd wegens even geen lesruimte beschikbaar, zeer interessant. Ik had van tevoren de vraag gekregen welke van de opgegeven onderwerpen ik het liefst behandeld zag (ja, dat mag je gewoon kiézen) en had ’t breed gehouden, Als zodanig worden de slechts vier (!) lesmomenten (geen examen, niets) wat intensiever want alles moet toch een beetje fatsoenlijk aan bod komen. In de eerste les kreeg ik de onderwerpen ‘Studeren’ en ‘Werk’ voor de kiezen (grappig dat Werk als WERK, dus in hoofdletters, stond en Studeren niet), Er zijn fors wat verschillen tussen het Nederlandse onderwijssysteem en het Vlaamse, hoewel ze inhoudelijk juist wat minder verschillen. Allereerst is het onderwijs in drie verschillende soorten gesplitst, namelijk naar subsidie. Iets dat we in Nederland bij mijn weten geheel niet kennen. Je hebt het Gemeenschapsonderwijs (dat is door de Vlaamse regering zelf gesubsidiëerd), het Stedelijk/Provinciaal Onderwijs (idem maar dan lokalere regeringen) en net Vrij gesubsidieerd onderwijs (privé investeerders). Deze onderwijsvormen maken enkel qua financiëring elkaar iets uit, naar ik begrijp, maar toch leek het een belangrijk punt.
Vergelijkbaar met ons is er een leerplicht voor jongeren, van 6 tot pakweg 15, 16. In sommige onderwijsvormen is het normaal minimaal tot je 18e te studeren, maar voor vroege schoolverlaters die al heel helder hebben bijvoorbeeld in hun vaders voetsporen in de slagerij te stappen, zijn de eerder genoemde leeftijden prima om te stoppen met studeren. Wat wij het basisonderwijs noemen, heet hier het lager onderwijs, en wat bij ons middelbaar onderwijs heet is hier ‘secundair’. Dáár komen al een paar interessante verschillen tevoorschijn.
Het ASO (Algemeen Secundair Onderwijs) lijkt nog het meest op onze richtingen qua MAVO, HAVO, VWO (al is dat inmiddels in Nederland helemaal hervormd dus ik heb geen idee meer wat dat tegenwoordig is en heet). Maar het principe is: je weet dan een beetje van heel veel en je bent op de arbeidsmarkt nog geen drol waard, het is enkel de opstap naar verder studeren. Je hebt ook de pure arbeidsmarkt-gerichte BSO (Beroeps Secundair Onderwijs) dat voorheen enkel ‘lage’ technisch geschoolden afleverde maar met de komst van I.T. op alle niveaus waardevolle en beroepsklare aspirant-burgers aflevert. Dan heb je het meer arbeidsgerichte TSO (Technisch Secundair Onderwijs), dat is een beetje van beide eerdergenoemde richtingen. Het bijzonderst is de vierde richting, het KSO, het Kunst Secundair Onderwijs, dat is een soort ASO voor kunstrichtingen. Bij mijn weten hebben we niets soortgelijks in Nederland, correct me if I’m wrong. Ja, conservatorium en zo. Maar toch dunkt me niet helemaal hetzelfde. Ook hebben ze nog het BO (Bijzonder Onderwijs), dat is onderwijs voor zware leerproblemen en lichamelijk / geestelijk gehandicapten. De autisten enzovoorts komen hier terecht, in niveau’s van 1 (licht) tot 8 (zwaar).
België heeft talloze studeermogelijkheden en zelfs voor volwassenen geldt dan ook het principe van Levenslang Leren. Ze hebben hier voor iedere werknemer, ongeacht of het in je beroepsrichting ligt, opleidingscheques (dat bestaat trouwens pas een paar jaar maar enfin) waarmee je een fors deel van elke willekeurige cursus die je in je eigen tijd wilt volgen, kunt betalen uit overheidspotje. Of je nu kookcursus wilt volgen of je als raketgeleerde wilt bijscholen, alles kan, je hebt zelf de keuze, en de cheques dokken zo ongeveer de helft van een gemiddelde cursus wel. Je kunt ook een eventueel nooit behaald middelbare schooldiploma alsnog behalen, en nog erger: als werkeloze (of inburgeraar !!!) zijn al je cursussen fokking gratis. Je kunt bovendien de diploma’s van je eigen land op waarde laten stellen zodat ze ook binnen België als geldig meetellen, maar daar kan wel een maandje of vier overheen gaan, is me duidelijk gemaakt.
In het ‘WERKEN’ deel kon ik al van een boel meepraten natuurlijk, na een bijna-jaar ervaring in allerlei situaties. Ik wist dat de VDAB zo ongeveer ons voormalige Arbeidsbureau is, ik wist dat een interim-werker (uitzendkracht) hier zo ongeveer derderangs arbeidsmarkt-burger is, met de ‘arbeider’ als tweede (er is hier een klasse-scheiding tussen ‘arbeider’ en ‘bediende’, met véél verschillen van dien die bij ons in Nederland al decennia zo niet langer geleden afgeschaft zijn). Uiteraard kon ik wel vertellen wat voor belangrijks je in een arbeidscontract kunt aantreffen, dat verschilt niet veel met hier – al zijn sommige benefits, zoals de maaltijdcheques (ze hebben hier cheques voor álles lijkt het wel), ons volslagen vreemd. Het zijn briefjes met vaste dagelijkse waarde (per gewerkte dag) waarmee strikt genomen énkel eten gekocht kan worden.
Nu komt het verneukeritieve: dat zou in alle restaurants en supermarkten en zo moeten gelden, maar sommigen doen toch echt liever niet mee met ‘die dievenbende’, anderen laten je doodleuk ook best deodorant of geurkaarsen ermee afrekenen, en zo weet je eigenlijk nog niet echt wat je eraan hebt, behalve dat het onbelaste toegave op je loon is waarmee je jezelf een beetje extra zou kunnen onderhouden.
Als huiswerk kreeg ik drie nieuwe onderwerpen mee, waar ik de antwoorden binnen een kant en klaar bijgeleverde CD moet gaan opzoeken, en get this, ik dien een film te kijken: Daens. Verfilming uit 1992 van Louis Paul Boon’s boek over de Vlaamse Beweging, wat weliswaar allemaal inmiddels fors achterhaald is, maar toch, je bent in ieder geval een beetje op de hoogte van de roots van de maatschappelijke ontwikkelingen van heden ten dage. So far, so good.
Maar dat was enkel de lés. Deze week was er, vandaag om precies te zijn, ook nog een feestmiddag. Met dansles, exotische hapjes, en een enorme groepsfoto met de nieuwbakken (wegens functie die eerst nog niet bestond, schijnbaar) minister van Inburgering. Hoewel de inleidingspraatjes vrij obligaat waren (inburgeraars van diverse hoeveelheid jaren-woonbaar-hier die vertelden hoe maatschappelijk succesvol ze aan het worden waren en dat dat toch echt helemaal te danken was aan de Inburgeringscursus) was het een gezellige boel, vanmiddag in De Vooruit hier in Gent. De hapjes waren goed, de muziek was goed, er was champagne, er waren televisieverslaggevers…
Onwillekeurig vroeg ik me wederom af waarom Inburgering hier zo’n positief gebeuren lijkt te zijn, terwijl het in Nederland enkel met horror-scenario’s omringd lijkt. Misschien dat een van de Nederlandse lezers me dat eens uit kan leggen. Want hoewel ik inmiddels fors wat veschillen tussen beide culturen ken, kan benoemen en vaak zelfs kan verklaren, kan ik nog steeds niet bij mijn hoofd met hoe fors de attitude ten opzichte van inburgering kan verschillen op twee piepkleine kutlandjes die enkel door een denkbeelding stippellijntje in 1830 van elkaar gescheiden zijn. Iemand ? Anyone ? Anyone ? Oh ja, mocht u me zoeken op de foto, ik zit ergens helemaal achterin. Succes met zoeken, een goede manier om uw maandagochtend mee door te brengen. Salut ! Update Hier een filmpje ! Spot mij rond 0:55. En hier nog een filmpje.

Geef een reactie