De drukte van het leven in een middengrote stad is overzichtelijk en niet echt prangend. Dit is wat een mens bedenkt aan het begin van de eenentwintigste eeuw, na decennialang te hebben gedacht de drukte van een grootstad aan te kunnen.
Ze zijn talrijk die dat denken. Er zijn er ook die menen dat ze geen keus hebben. Ze ondergaan de grootstad die hun ondergang wordt.
Het leven is vooral te vinden in de voorstad. Daar worden aanstaande ondernemers, kunstenaars, uitvinders, topadvocaten en topartsen geboren. Een korrel zout is hier zeker op zijn plaats. In de voorstad is het leven pas overzichtelijk. De voorstad groeit. Was het niet Louis-Paul Boon die dit als eerste opmerkte?
Wie dit stukje leest, vraag ik uitdrukkelijk hier geen enkel woord van te geloven. Dit is louter spielerei.
Marc Tiefenthal
In tijden van toenemende verdomming en groeiend nationalisme is het gepast, ha, erop te wijzen dat Marc Tiefenthal gemakkelijkheidshalve kan worden gecatalogeerd als Belgisch dichter, die zowel in het Nederlands als het Frans schrijft. In diezelfde context, stijgende verdomming en toenemend nationalisme, vraagt menigeen zich af waar de dichter verblijf houdt. Daar hij op twee plaatsen in de wereld verblijf houdt, dit is bilokaal woonachtig, heeft hij op het Groot Smoelenboek van de heer Sukkelberg, voor de lol Bobigny als woonplaats opgegeven. Kom hem daar maar niet bezoeken. Evenmin als in Menen, Ieper, Leuven, Bossière, Brussel, Antwerpen noch Temse, waar hij ooit gewoond heeft.
Geef een reactie