Ik vraag aan het spiegelbeeld in de keuken wat ik hier in vredesnaam doe. Ik ben weer in Club P. We kijken een film die ik heb meegenomen. Geen ondertiteling. Muziekfilm. Een teken voor de striptekenaar en de Opperpater om er luidruchtig doorheen te praten, blijkbaar. En de striptekenaar heeft zelf niet door hoe luidruchtig hij kan praten. Waarschijnlijk denkt hij dat hij op normaal volume praat, maar de eerste helft van de film heb ik gemist. Pas bij de tweede helft ging de striptekenaar ook actief meekijken.
Ik sjok naar het toilet met dezelfde vraag nog altijd onder mijn arm. Bedroefd kijk ik ook in die spiegel. Mijn leven gaat kanten op die niet de bedoeling waren. Ik sjok terug en nu pas, na ruim anderhalf uur, valt me op dat er een gekke streep op het kussen van mijn stoel staat. Ik vraag de Opperpater wat het is. ‘Remsporen,’ antwoordt hij alsof het om een weersvoorspelling gaat.
Enkele minuten later ben ik het kussen aan het afschrobben. De Opperpater snapt er niks van. ‘Die zijn al anderhalf jaar oud hoor, knikker,’ zegt hij. Ik schrob hard met het washandje dat ik in de badkamer gevonden heb. ‘Dat haalt niks uit,’ zegt de Opperpater, ‘met dát washandje veeg ik na het schijten mijn kont af.’
Ineens is mijn leven zo erg nog niet.
Reactietjes