“Dag poes,” roep ik. “Ik ga werk zoeken !” Miauw, antwoordt de poes. Ik trek de deur dicht. Ik zeg wel dat ik werk ga zoeken maar ik loop langs het water. Het is veel te mooi weer. Overal zijn beestjes. Honden die uitgelaten worden, vogeltjes die vliegen. Ik loop door op het ongeëffend pad.
Ik kom bij een kinderboerderij. De kinderen worden net gevoederd. Joelend worden ze in een kudde naar de voederbak gejaagd. Er rent een pestkop rond de kudde om ze bijeen te houden. De pestkop bijt naar de enkels van de kinderen, die geschrokken reageren. De kinderen hebben niet door dat ze in kuddevorm de pestkop moeiteloos zouden kunnen verbrijzelen. De kudde voelt zich alleen, kwetsbaar en bang.
Daarna liggen de kinderen wat in de zon. Loom voor zich uit starend. Ze herinneren zich vaag hun wilde oerinstincten. Maar meer dan dit wordt het niet. Eten, zonnen, kritiekloos herkauwen. De boerderij is niet groot. Ik hoop dat de kinderen zich niet te snel voortplanten. Anders moeten er een paar afgemaakt worden. Ik draai me om en loop terug naar mijn kat. Benieuwd wat voor leugen ik haar ga vertellen.
Reactietjes