In de grote bibliotheek van Prozacstad gaat een vinger over boekranden. Er staat geen enkel boek over een onmogelijke liefde tussen een dinosauriër en een soepstengel in de grote kast. Dit betekent niet dat niemand dat boek nog geschreven heeft. Het kan al bestaan. Een prima reden om hetzelfde verhaal ook niet op te schrijven. En zo schrijft de Grote Uitsteller alle stomme ideeën die hij deze morgen krijgt, onverbiddellijk af.
Hij begon zijn carrière, jaren terug, als een doodgewone Uitsteller. Een van honderden. Een beetje Uitsteller ben je zó. Daar is niet veel voor nodig. Een kind kan de was uitstellen. In de Uitstellerij zijn er dan ook veel amateurs actief. Aanstellers, noemt hij ze wel eens schamper. Toch zijn ze gevaarlijk, met z’n allen, die Aanstellers. Een slecht geïnformeerde op net de verkeerde plaats zou zo’n Aansteller zomaar tot Grote Uitsteller kunnen benoemen.
Hij is blij dat de titel hem ten deel is gevallen. Hij verdient het, hij is waarlijk dé Grote Uitsteller. Zelfs zijn kandidatuur voor de aanstelling had hij uitgesteld aan te melden. Uitzonderlijk afwachtend had hij aandachtig alle stellingname vooruit geschoven en zo strategisch zich afgezonderd van de meute aanstellers die de aandacht op hun uitgestalde uitstellerij poogden te richten. Gelukkig bleek dat de juiste aanpak, en nu pakken ze de titel niet zomaar meer van hem af. Ook de vragen die ze stellen, stemmen vooralsnog niet tot antwoorden. Niet dat de vragen veel voorstellen. Het prominentst prevaleert de vraag wat het Uitstellersschap nu voorstelt. Hij besluit daar heel, heel lang over na te denken voorlopig.
Reactietjes