Soms wou ik dat we oogluikend meer kunnen doen dan enkel toestaan. Oogluikend nip ik van mijn koffie, ik zeg zomaar wat. Het mag ook thee zijn. Ik zou me niet schromen dit in een gedicht te schrijven, niemand zou er aanstoot aan nemen. De vrijheid van de dichter is heiliger dan die van de prozaschrijver.
Aanstoot, nog zoiets, het is nemen en geven. Doch ik wijk oogluikend af.
Een oog openen is dan het tegenovergestelde. Hij loopt met zijn ogen open de dieperik in. Dat wordt dan: hij loopt met open ogen de helling op, de herberg binnen waar hij oogluikend en koele pint bier bestelt.
Later ziet zijn vrouw oogluikend toe hoe hij thuiskomt.
Voorwaar ik haal er verhaal mee en kom er mooi mee weg..U mag dit oogluikend dan wel met open ogen lezen. En met plezier.
Geef een reactie