Twitter is niet voor mensen van de lange adem, wordt gezegd. Twitter is in een hoest en een kuch een momentopname het internet op braken. Dit kortverhaal is speciaal voor de heer Soul Food.
Zijn hoestje werd regelmatig. Het leek eerst een kuch van niets.
Bijna niemand sloeg er enige acht op. Enkel zijn maat Robert trok na een tijdje zijn wenkbrauw op. Pas toen het echt heel erg begon te worden, viel het Debby op dat het niet lekker ging met Kristof.
Op een middag zakte Kristof ineens in elkaar tijdens een potje squash. Robert rende meteen naar hem en schreeuwde dat iemand een ambulance moest bellen.
Ondanks de gillende sirene en het brandend bandenrubber leek de rit eeuwig te duren, terwijl Kristof daar lag, wanhopig naar adem happend. De klok in de wachtkamer leek niet te bewegen. Als verdoofd staarde Debby naar een waterflessenbezorger die zorgvuldig het aquarium inspecteerde. Woorden die in loze verdwazing verdwaalden rolden van de korstige lippen van de dokter. Hij merkte het. En hij haatte het om zulk nieuws te moeten brengen.
Weken en maanden vervlogen als stop-motion animatie seconden. De puinzooi aan lege flessen op de grond was zo’n ontzettend cliché, bedacht ze terwijl ze er nog een leeg dronk. Clichés, dwaze malle clichés – ze rolde één fles heen en weer met haar voet.
De nachtlucht in de tuin rook naar zeewier toen ze voor het eerst Kristof terug zag komen.
Het eerste dat ze merkte was zijn muskusgeur, zoemend door de vreemde zeewierlucht. De buitenlucht werd koud. Ze voelde het koele gras tussen haar tenen. Debby rilde. Nachtelijke wandelingen hadden haar al van kinds af aan troost gebracht, maar nu voelde ze plots angst. Ze struikelde een paar keer terwijl ze zich naar binnen haastte. Stil vervloekte ze de alcohol in haar bloed.
Vanachter het gordijn gluurde ze de tuin in.
In het licht van het raam, pal naast haar silhouet, staarde een grote rat naar haar.
Debby haatte ratten.
Ze grapte altijd dat ratten eruit zagen zoals God’s ballen eruit moesten zien – schurftig, harig, schimmelig, lelijk. Er is immers te weinig water voor een oneindig wezen om eens fatsoenlijk zijn ballen mee te kunnen wassen.
De kraaloogjes van de rat staarden en staarden.
Debby probeerde zich koortsachtig het nummer van de ongediertebestrijding te herinneren. Maar toch… die vreemde blik in de ogen van de rat. Misschien beeldde ze zich het maar in, maar…
Er was maar één ander levend wezen ooit geweest dat haar op die manier had aangekeken.
En toen hoestte de rat. Haar hart maakte een sprong. Nee, het kon niet, het kon niet verdomme. Het knaagdier draaide zich snel om en spoedde de nacht in voor ze wist wat ze ervan moest denken.
De volgende nacht was Debby nuchter, voor het eerst sinds het ziekenhuis. Ze keek de hele nacht uit het raam maar het wou enkel regenen en regenen. Uiteindelijk viel ze in slaap en droomde van God’s ballen.
Robert was ferm verrast toen hij Debby zo ongelofelijk opgewekt zag. Lange, pijnlijke maanden waren verstreken waarin hij niet meer op bezoek had gedurfd. Debby was vrolijk, bijna gelukkig zelfs. Dit mocht een wonder heten als je je bedacht hoe ze er de laatste keer aan toe was. Alleen het stille en lichtjes afwezige neuriën van stukjes van liedjes dat ze tussen haar zinnen in deed kwam een beetje raar over.
Maar het ging prima met haar, vertelde ze. Alles ging prima. Hij vertrok met een gemengd gevoel van geloof en ongeloof.
Kristof kwam vaker en vaker op bezoek en Debby was elke keer nog blijer om hem te zien. Ze praatte uren met hem, en hoewel ze wel eens dacht dat ze knettergek geworden leek te zijn, liet hij haar telkens met een leeg en alleen gevoel achter als hij weer wegging. Maar ook een warmte vervulde haar, dat ze hem immers toch ook wel weer gezien had.
Ze was allang opgehouden met grapjes over de ballen van God. Ze was verliefd, ze verlangde, ze kon telkens niet wachten tot dit prachtige dier haar weer op zocht. Het enige dat ze wou was dat hij niet telkens weer weg ging. Ze kon aan niets anders meer denken dan aan opnieuw met haar Kristof samen te zijn.
Haar telefoon werd niet beantwoord, dus maakte Robert zich nu echt ongerust. Hij vertrekte vroeger van zijn werk en repte zich langs haar huis. De deur stond open.
Al wat hij terug vond van haar was haar badjas op de grond. Hij sloeg geen acht op de piepkleine pootafdrukjes die naar buiten leidden.
Reactietjes