KutBinnenlanders.nl

Categorie: Marc Tiefenthal (Page 1 of 28)

In tijden van toenemende verdomming en groeiend nationalisme is het gepast, ha, erop te wijzen dat Marc Tiefenthal gemakkelijkheidshalve kan worden gecatalogeerd als Belgisch dichter, die zowel in het Nederlands als het Frans schrijft. In diezelfde context, stijgende verdomming en toenemend nationalisme, vraagt menigeen zich af waar de dichter verblijf houdt. Daar hij op twee plaatsen in de wereld verblijf houdt, dit is bilokaal woonachtig, heeft hij op het Groot Smoelenboek van de heer Sukkelberg, voor de lol Bobigny als woonplaats opgegeven. Kom hem daar maar niet bezoeken. Evenmin als in Menen, Ieper, Leuven, Bossière, Brussel, Antwerpen noch Temse, waar hij ooit gewoond heeft.

Bericht aan de bevolking en het publiek

Ik heb een haast baanbrekend UKKV geschreven waar echter een embargo op rust. Zoiets als de onlangs goedgekeurde Belgische begroting dus. Dit veroorzaakt bij mij nu even een schrijversremblok. Zolang het embargo geldt (en ik weet niets eens hoelang) zal hier dus niets van mijn hand verschijnen. Houd moed, het einde komt ooit in zicht.

Bont, blond en blauw

Bont behoort tot de verboden klederdracht voor blonde vrouwen met blauwe ogen.

Net als voor de andere, wat dacht je.

Bont? Ja dierenvellen dus. De bronstijd, weet je wel. Een reliek, kortom, uit vroegere verre tijden toen dieren hier nog talrijk waren en zonder mededogen gedood en gevild werden.

Het onderwerp haalt nauwelijks nog de toogpraat. Toch heeft het mij ooit op de juiste weg gezet. Ik was student, laatstejaars. Er was een suikerzieke hoogleraar vroegtijdig overleden. Mij werd gevraagd na de begrafenis de koffietafel te helpen organiseren.

De stoet hoogleraren liep naar de vestiaire, ze droegen hun uniform: zwarte baret, zwarte toga. Twee half buitenlandse hoogleraren, die hetzelfde vak doceerden, elk om beurt het ene jaar dan weer het andere, liepen in discussie naar de kleedkamer. De kleinste van de twee had een beperkte lichaamstaal: een hand, altijd van hoog naar laag. De grootste sprak met nuance in handen en ogen. Nu eens draaien, dan half zwaaien. Even later kwamen ze in burgerkleren, nog steeds in gesprek, uit de kleedkamer. De grootste droeg een opzichtige bontmantel.

Ik besloot zijn college te volgen. Pas met deze man leerde ik luidop nadenken.

Ver weg op de buiten (3)

 

Er is geen bakkerij in het dorp, dan maar je brood zelf bakken. In voorkomend geval rogge en spelt in netjes afgemeten dosissen.

De kastanjeboom, een ware reus, gooit in het begin van de herfst elke dag zijn rijpe vruchten neer. Er zitten dan ook kastanjes verwerkt in het brood. En in de soep. Zelfs in de eigen gemaakte smeerpasta.

Voor veel geld koop je in de handel notenbrood. Welnu, liever kastanje-rogge-speltbrood van eigen baksel. Noten zouden ook kunnen, overigens, maar de notenboom is nog jong, zijn vruchten klein en nog niet talrijk.

De huizen zijn veelal opgetrokken uit natuursteen. Geen baksteen. Opvallend hoe de meeste huizen stijlvol zijn gerestaureerd. Hier en daar staat een nieuwbouw, sommige van een verbluffende architectuur, die op een geheimzinnige wijze toch plaatsvindt in dit landschap.

 

Ver weg op de buiten (2)

 

Een kast van een huis, zeg maar een villa, vind je er niet. Wel enkele kastelen en herenboerderijen. Middelgrote herenhuizen ook.

De wegen liggen er vol kuilen bij, er wordt zelfs niet aan bijvulling gedaan. En ze zijn smal. Twee auto’s kunnen er elkaar niet dwarsen. Een moet in de berm uitwijken. In het weekend komen velen er fietsen.

Er staan opvallend veel koeien te grazen in de weiden, heel wat paarden ook, soms een kudde bizons en een enkele stier. Nogal wat geiten en enkele schapen.

Via een lichtjes ingewikkelde weg vond ik een inwijkeling uit het noorden van het land. Hij woont er sinds drie jaar en was blij nog eens in het Nederlands een gesprek te houden.

Wat ook opvalt is dat vele dames op middelbare leeftijd er bij lopen alsof ze twintig jaar zijn. Redelijk lachwekkend. Slechts een vrouw zag ik die daarin slaagt zonder belachelijk te worden.

Ver weg op de buiten (1)

Het dorp telt vijf straten, een privé museum met allerlei mechanische stukken, een halve kerk, acht heuvels, een zaak met bed en ontbijt, een school, een kerkhof en ongeveer twee kunstenaars om de vijfhonderd meter.

Alle cijfers bij benadering en afgerond naar boven.

Geen café, geen slager, geen bakker, geen politiecommissariaat.

Wandelen is de meest aangewezen activiteit. Het heuvelachtig landschap is ronduit prachtig. Misschien zijn er daarom zoveel kunstenaars.

Op vrijdag verschijnt Marcel, het lichtpunt bij uitstek. Hij brengt met zijn rijdend winkelkraam verse vis uit Oostende. Meer dan 200 km rijden. Altijd met een brede glimlach.

(dit is het eerste uit een reeks van drie of meer)

Tonton tapis (oompje tapijt)

 

Ja, hij heeft een nektapijt. Nee, hij is niet de enige. Alleen, hij verschijnt bij tijd en wijle op de treurbuis, zodat het de kijkers verdeelt tussen hen die aanstoot nemen aan dat haarkussen, de aanstootkussens kortom,en zij die er juist naar opkijken, de opkijkers kortom.

Onderzoek wijst uit dat het aantal kaalhoofdigen gelijk verdeeld is over aanstootkussens en opkijkers. Gelukkig beschikt onze gast over de nodige arrogantie. Of is het bevrijde vrouwelijkheid? De media over de media, niet multimedia maar metamedia, hadden het geroken en stelden hem vragen. Ook over zijn nektapijt.

‘Ik lig er niet wakker van wat de kijkers ervan vinden. Ik heb me lang geleden erbij neergelegd. Dat moeten ze dan maar ook doen’.

Schapland zonder schaap

 

Eerst is er de brug, smal is de weg, ophaalbaar de brug. Daarna verschijnen de bomen netjes op een rij. Enkele zijn geveld en liggen voor het rapen.

Rechts zit je in de zon en zitten er meestal twee tot drie. Links werpen de bomen hun schaduw en ben ik doorgaans de enige die er gaat zitten.

Niet zomaar zitten, hoor. We zitten om te vissen. Dat is dat ene iets wat ik nooit meer zou willen missen, weet je wel. Vissen hebben kieuwen en testikels. Sommigen hebben uitsteeksels, die doorgaans stekelig zijn. Denk aan de stekelbaars.

Van doorgaans gesproken, ik vis gemiddeld drie vissen per zitting, middelgrote en kleine.

Gisteren had ik eindelijk reuzebeet: een brasem. Feest.

Hoe vrij ook de mening eenmaal eruit geuit

 

Ja, hij heeft een nektapijt. Nee, hij is niet de enige. Alleen, hij verschijnt op de treurbuis en aldus is hij een B. Nu dus zijn de kijkers het genaamde teevee verdeeld tussen zij die aanstoot nemen aan dat haarkussen, de aanstootkussens dus, en zij die er juist naar opkijken. Het kan ook dat hijzelf deze verdeeldheid simuleert.

Onderzoek wijst uit dat het aantal kaalhoofdigen ongeveer gelijk verdeeld is over beide kampen. Gelukkig beschikt hij over de nodige arrogantie. Of is het bevrijde vrouwelijkheid. De media over de media, niet multimedia maar metamedia, hadden lont geroken en stelden hem vragen. Ook en als het ware terloops over zijn nektapijt.

‘Ik lig er niet wakker van wat de kijkers ervan vinden. Ik heb me lang geleden erbij neergelegd. Dat moeten ze dan ook maar doen.’

Vergader altegader

 

De vergadering dreigt niet uit te lopen. De voorzitter deelt mondjesmaat spreektijd toe aan elke deelnemer. Als iemand zijn of haar spreektijd dreigt te overschrijden, snoert de voorzitter diens mond.

Zelfs als het onderwerp de vervanging van de trappen door een lift betreft. Hoeveel kans bestaat er dat eigenaars hun trappen aanvullen met een lift? Moeten we niet meer mikken op nieuwbouw? Minder op particulieren, meer op bedrijven en organisaties. Het gaat er immers om de omzet te verhogen, de winst te maximaliseren en de aandeelhouders een mooi dividend uit te keren.

Zonder het personeel te vergeten, dat met bedrijfs- of salariswagens de klanten bedient.

Kortom, er is altijd voldoende gesprekstof. Als er geen besluit valt en de vergadering eindigt, komt men dan wel een andere keer tot een besluit.

Fabel van de kaas zonder vos

Kaas dringt door tot in de genen. Nederlanders noemt men geen negers maar kaaskoppen. (Hol landers daar en tegen zijn zij die alles ook en vooral zich zelf van een schrij ven).

Nederlandse kaas is wereldberoemd en vind je via de invoer in vele buitenlanden. Een kaaskop is een fier hoofd. Hij eet uiteraard kaas, hoe zou hij anders zelf zijn? Lust de kaaskop ook Franse kaas? Ja, zij het in mindere mate. En Zwitserse? Ja zeker. In zekere mate. En geitenkaas?

Daar verschillen de meningen over onder de kaaskoppen. En wel heel uiteenlopend. Ook over schapenkaas lopen de meningen erg ver uit elkaar.

We mogen daarbij echter niet uit het oog verliezen dat in Nederland de uitbuiting van de mens door de mens een jas van goede snit draagt, de mantel niet der liefde maar van het geld.

Met altijd dat vleugje kaasgeur.

« Older posts

© 2025 KutBinnenlanders.nl

Theme by Anders NorenUp ↑