‘Nu het einde nadert is er van genade geen sprake meer’. De postbode belt altijd tweemaal. Aan de deur. Na gedane ronden en arbeid zit hij hier in het dorpscafé, zowat het enige café.

De postbode brengt op die manier zijn eigen boodschap aan de man. Uitgerekend een enkele man zit in het café, verderop aan een tafeltje.

Buiten valt ineens het zonlicht uit, valt een stortbui neer, heftig, in geen tijd staat de straat blank. ‘De moessons hebben ons  bereikt’, aldus de postbode. De hele tijd heeft de ander geen woord gezegd. Zijn stilte irriteert de bode. ‘Vindt u er dan niets van, mijnheer, ja, u daar?’

De man drinkt de rest van zijn glas in een teug leeg, staat op, rekent af aan de toog, draait zich om naar de bode en spreekt, uiteindelijk: ‘Nee, ik vind dat alles maar niets’, stapt op, trekt de deur open en verdwijnt in de stortregen.

 
Marc Tiefenthal
Marc Tiefenthal
In tijden van toenemende verdomming en groeiend nationalisme is het gepast, ha, erop te wijzen dat Marc Tiefenthal gemakkelijkheidshalve kan worden gecatalogeerd als Belgisch dichter, die zowel in het Nederlands als het Frans schrijft. In diezelfde context, stijgende verdomming en toenemend nationalisme, vraagt menigeen zich af waar de dichter verblijf houdt. Daar hij op twee plaatsen in de wereld verblijf houdt, dit is bilokaal woonachtig, heeft hij op het Groot Smoelenboek van de heer Sukkelberg, voor de lol Bobigny als woonplaats opgegeven. Kom hem daar maar niet bezoeken. Evenmin als in Menen, Ieper, Leuven, Bossière, Brussel, Antwerpen noch Temse, waar hij ooit gewoond heeft.