Film van de dag: Melancholia (2011)

Nog zouter dan bij de Stelligen at ik het bij de Gestelden. Op doorreis terug vanaf de berg van eerstgenoemden kwam ik bij dit bizarre dalvolkje terecht voor overnachting. Hun dorp was omgeven door een strikte omheining van bamboestalken. Aangekomen bij de toegangspoort hoorde ik enkele leden van dit vreemde volkje gniffelen. Ik meldde me met mijn meest statige gezicht bij hen, waarop ze grote, vrolijke ogen opzetten, iets onverstaanbaars uitriepen. Daarna prikte één van hen mij met zijn wijsvinger en beiden zetten het joelend op een lopen. Verbouwereerd bleef ik bij de verlaten poort staan.

Zoals ik op mijn reizen gewend ben, werd ik warm onthaald bij het stamhoofd. Plechtig zat hij op zijn troon. Hij gebaarde naar zijn tafel, waar een stapeltje dunne plankjes op lag. Verwonderd keek ik hem aan. Hij gebaarde nogmaals. Ik begreep het niet. Hij pakte het stapeltje op en spreidde het uit op zijn twee handen. In de veronderstelling dat ik er één mocht pakken, pakte ik een plankje. In de achterkant stond een afbeelding van een bot gekerfd. Hij gebaarde dat ik hem terug moest geven. Verwonderd gaf ik het plankje terug en hij stak het terug in het stapeltje. Hij riep iets onverstaanbaars en een schaarsgeklede vrouw rende giechelend de tent binnen. Ze griste het stapeltje planken en rende weer weg. Ik staarde haar verbaasd achterna.

Het hoofd sprak iets onverstaanbaars en wees naar de deur. Ik wist nog altijd niet goed wat ik ervan moest maken, maar liep zijn regeertent uit. Buiten stond een kring van inheemsen op me te wachten en enthousiast barstte er een fonetisch lied los. Al zingend begonnen ze aan een bizar soort synchrone dans. Ik besloot hun bewegingen te volgen, wat een enthousiast applaus opleverde. Amicaal sloegen ze me op mijn rug, een teken dat men meende dat ik het allemaal begreep.

Een lange, dunne tak werd aan de linkerkant van het gezelschap aangereikt. De persoon die de tak aanpakte, brak deze in tweeën en gaf beide helften aan twee andere mensen door. Die op hun beurt ook de tak braken en aan twee mensen doorgaven. Ik volgde nauwgezet het ritueel, wat bewonderend gemompel opleverde. De laatste mensen die een tak ontvingen, wierpen deze allemaal tegelijk in de lucht, waarna iedereen op hun knieën sprong en als een razende in het zand begon te graaien. Wederom volgde ik het voorbeeld maar zo goed en kwaad ik kon volgen.

Een groep vrouwen drong zich in het gezelschap en plukte zoveel mogelijk van het zand uit de handen van de mannen. Sommigen graaiden daarbij ook naar de schaarse kleding van de mannen, en hun halskettingen en andere ornamenten. Een onverstaanbaar lied gillend renden ze massaal weer weg. Ik begon het hele gedoe nogal vermoeiend te vinden, zoals je dat hebt met een spel waar je van voor tot achter niets van begrijpt.

Ik greep een handvol zand van mijn buurman en rukte een andere buurman zijn ketting af. Ik wierp alles op mijn eigen stapeltje zand. Een vers applaus golfde door de menigte. Mijn poging tegen het spel in te gaan, was blijkbaar ook in lijn der verwachting. Beslist niet onzachte rugkloppingen vielen me ten deel en spontaan boden omstanders me nog meer zand aan. Al snel had ik een bescheiden heuvel aan volstrekt nutteloos zand. En zo stond er ineens een beeldschone vrouw voor mijn zandhoop en knielde voor me neer. Ik gebaarde haastig dat dit allemaal niet hoefde, want ik had al snel door dat deze dame mij toebestemd was en ik reis het liefst lichtbepakt. Gesnoef viel mij ten deel, tot ik wanhopig in de zandheuvel graaide en haar enkele handen zand aanbood. Met lichte teleurstelling maar een dankbare blik pakte ze het zand aan en liep haastig weg. Waarop een volgende dame zich kwam aanbieden. Het was om krankzinnig te worden – ik wou enkel een dak boven mijn hoofd en een veilige overnachtingsplek, maar was in een ingewikkeld paringsspel betrokken geraakt, leek het wel.

Plots kreeg ik een harde stomp van een man schuin achter mij. Hij had een grotere heuvel zand bijeen gegraven dan ik en wees naar de mijne. Vragend keek ik hem in de ogen. Hij werd kwaad en barstte in een venijnig klinkend klaaglied uit. De hele aanwezige menigte volgde het tafereel met hoge belangstelling, maar ik werd almaar nerveuzer. Hier, dacht ik, en ik graaide nog wat volle handen zand en deponeerde die op zijn heuvel. De menigte liet één synchroon, verbaasd geluid klinken en proestte het uit. Ik ging ervan uit dat ik het spel verloren had. Maar ook de man met de grotere heuvel was in breedtandig lachen uitgebarsten en wenkte enkele van zijn buren om hulp. Samen graaiden ze uitgebreid in zijn heuvel en brachten de hele heuvel over op de mijne.

Daar zat ik, met de grootste zandheuvel van het dorp. En timide slopen er vanuit alle windrichtingen horden vrouwen op me af. Ik voelde me ingesloten en snapte geen kloot van het bizarre gezelschapsspel waar men mij in getrokken had. Met één luide kreet stampte ik met mijn voet de heuvel uiteen, en voor de menigte de tijd had om te begrijpen wat er gebeurd was, was ik het dorp uitgesneld.

Ik wil maar zeggen, na al die volslagen onbegrijpelijke spelletjes snakt een mens toch terug naar onze beschaving.