Lente 1989. Een student economie (je kent ze wel) is op 1 april in de Akkerstraat in Tilburg komen wonen, in de wijk Sint Anna. Hij brengt veel tijd door in de boeken: Böll, Daisne, Dostojevski, Hermans, Nietzsche. Het is een druilerige nacht die niet veel goeds doet verwachten. Lopend over de van de regen glanzende Korte Heuvel, die alleen in de volksmond bestaat, valt zijn oog op Heuvel 12: een klein en onooglijk café met 7 grote letters op de voorruit. Hij besluit om daar eens een biertje te gaan drinken: je weet maar nooit oftewel ge wit ôot nôot nie.
Ouwelullenmuziek, een doorleefd en gebruind interieur, 3 alcoholisten aan de bar in het hoekje linksvoor, een kleine poedel zit onder ze. Her en der verspreid in de kroeg zitten, staan en hangen groepjes in alcohol- en tabaksnevel gehulde schimmen. Het studentje gaat aan de bar zitten, bestelt een pilsje, betaalt contant met 2 guldens en begint te luisteren.
Marijnen, 7 gratis bier!
Met Marco, ook een economiestudentje en lid van dezelfde mentorgroep, zit ik achter aan de bar bij café Marijnen. We zitten op de plek waar bij ’t Buitenbeentje vroeger jarenlang de Muppet-opa’s uit Goirle zaten: leren jekkies, meestentijds zwijgend voor elkaar uitstarend, soms zonder veel schwung wat woorden wisselend die weinig vuur in de uitdovende vriendschap weten te brengen. Van hen rest er nog 1 als stamgast, de ander is jarenlang niet meer geweest. Maar de leren jekkies zijn gebleven en worden nu gedragen door hun Ottomaanse opvolgers.
Het is rond de 20e, dus Marco en ik zijn bijna blut en we moeten nog enkele dagen onze magen zien te vullen, tot de studiebeurs weer binnenkomt. Nadat het studentje voor Marco en hem een biertje heeft besteld en het tijd wordt voor econoom in spé Marco om over de brug te komen, komt een wat gezette man met warrige haardos, een dikke snor en een stoffig maar passend beige colbertje binnenlopen. “Mag ik een biertje alsjeblieft? En willen jullie ook wat drinken jongens?”
Zeven maal drie biertjes en vele verhalen later lopen we naar buiten, waar Marco zegt: “Zeven gratis bier van zo’n ouwe lul, da’s mooi meegenomen!” Ik heb die ouwe lul de gratis biertjes dubbel en dwars betaald gezet. Elke keer als ik hem later in de stad tegenkwam, gaf ik hem er één terug.
“Dan kwam ik bij die gasten op de Spoorlaan en dan begon ik te zingen: “One for the money, two for the show, three for… en dan zong ik verders zo mèr wa, want die studente die lustere toch nie.”
“Ja, die ken ik wel, ik ben nog ooit ’s nachts nadat Polly dichtging bij hem een biertje gaan drinken. Toen ging ‘ie platen van Elvis draaien, daar was ‘ie helemaal gek van. En tranen met tuiten huilde ‘nie toen: zó mooi!”
“Die he’k goed gekend ja. Toen ik op den Hasselt die frietzaak haaj, kwam ‘ie aatij een friet meej een friekedel bestelle, hij waar toen nog mèr een menneke. Dan zee ik: “Da’s toch nie goed vur oe jonge!” Hij wáár toen al wa dik wittenie. Dan ging ik vur um èèrrepel en een biefstukske bakke ‘nè. En ja, die studente, die hielen um vur de gek hè, hebben um ok nôot fetsoenluk betold gehad. Nèh, da he’k um vaak gezééd: dè moete zo nie doen jonge. Ja, da waar un schóóne mééns.”
Zijn Zundapp werd ooit gestolen. Het verhaal doet de ronde, dat een groep vaste Korte Heuvelgangers toen geld uitlegden en een nieuwe brommer voor hem kochten. Ik kwam hem rond 2007 nog wel eens tegen in de Lidl, altijd vrolijk en goed te pas. “Ja, ik mag niet meer roken en drinken hè, maar er blijft nog genoeg over om van te genieten. Nee het gaat best goed met me.”
Toen ik in 2011 op de fiets zat richting Kirgizië, las ik op internet dat hij overleden was.
Het deed me pijn, dat ik hem toen geen laatste eer kon bewijzen. Bij deze: voor mij blijft de man, wiens portret in het hoekje boven de Damestoiletten van de Weemoed prijkt, de onbetwiste nachtburgemeester van de Korte Heuvel.
Geef een antwoord