Film van de dag: The Return of Captain Invincible (1983)

Ook ik ben er niet ongevoelig voor. Dus toen het door weer iemand anders tegen me gezegd werd, kwam het aan. Een opvallend hoog aantal mensen in mijn omgeving was van mening dat ik met mijn tijd mee moest gaan. Ik besloot klein te beginnen. Het een uurtje de kans te geven. Kijken of er iets waardevols in dat advies besloten lag. Met één voet stapte ik uit het verleden en plantte hem stevig in het hier en nu. Om structureel de zaken aan te pakken, begon ik met het aanzetten van de radio. Een beetje de muziek van hier en nu luisteren. Kijken wat het zoal was. Al snel merkte ik dat mijn aandacht verslapte. Ik luisterde maar met een scheef oor. Sterker, merkte ik ineens, ik was lichtjes gaan hellen. Licht scheef zittend luisterde ik naar de ethervulling en bromde dat er verdomd weinig ziel in klonk. Het experiment begon niet best. Ik schakelde de radio weer uit.

Ik besloot een blik te werpen op de sportberichten. De transitie naar het heden mag best lichtvoetig stapje voor lichtvoetig stapje genomen worden, immers. Ik las over sporters die gekocht en verkocht werden voor duizelingwekkende bedragen. Ik las over overwinningen die medicinaal bekocht werden. Tussen al het economisch geweld las ik verdomd weinig over menselijke prestaties. De proporties waarin het allemaal afspeelde, wogen me zwaar. Ik merkte dat ik nog wat schever ging zitten.

Goed, sport was het dus niet. Van alles wat ik tot me genomen had, leek het me een vloeiende beweging om naar de economische toestand van ons land door te gaan. Zo vernam ik hoeveel mensen onder bestaansniveau moesten leven. Hoe precair de laatste nog staande pensioenfondsen erbij stonden. Hoe dun gespreid de uitkeringspot uitgesmeerd moest worden onder stijgende werkeloosheidcijfers. En hoe roder de wankelheid van de economische realiteit tot me doordrong, hoe zwarter het voor mijn ogen werd. Tot ik plots merkte dat ik plat op mijn zij was gevallen.

Tot zover schrok ik danig van dat hele heden. Een vieze smaak bekroop mijn papillen. Maar ik had natuurlijk maar oppervlakkig de boel verkend. Ik wierp een hoopvolle blik op de hedendaagse literatuur. Daar moest toch wel wat verheffends tussen verblijven. Maar ook dat had ik snel gezien. Vijftig keer niks werd er nog gepubliceerd. Ik werd er horendol van. En mijn lijf begon op vreemde wijze te verstijven. Leunend op mijn hoofd, begonnen mijn voeten omhoog te zweven.

Wanhopig keerde ik me tot de moderne sociale media. Misschien was de saamhorigheid van mijn medevolk daar terug te vinden. Maar wat ik trof was ramptoerisme en puberale grapjes. En wanstaltig veel spelfouten. Mijn benen verkrampten verder omhoog. Maar halsstarrig hield ik mijn nek recht.

Heilig overtuigd van de genezende kracht van eeuwige spirituele waarden bekeek ik eens hoe het geloof er voor stond. Ik verwachtte dat de verschillende wereldgeloven toch hard aan het werk waren de mensen samen te brengen. Daar waren religies immers voor, om maatschappijen te binden en normen en waarden te bewaken. Maar de realiteit bleek ook daar een ruw ontwaken. Onder het vaandel van medemenslievende godsaanbidding werden mensen omgebracht, werd de onschuld van kinderen op alle mogelijke manieren aangetast en bijna geen enkele regel uit de universele rechten van de mens gerespecteerd. Zelfs de vrije meningsuiting werd gemuilkorfd. De wereld op zijn kop, leek me. En tot mijn verbazing was ik inmiddels zelf ook ondersteboven gedraaid.

Op mijn handen lopend verliet ik het huis. Het heden speelde zich immers buiten af ! Ik verwachtte daar veel meer van de mensen. Maar vooral schreeuwde iedereen tegen me, daar. Het woog me zo zwaar dat ik steeds meer begon te kantelen. Scheef bungelend wogen het oordeel van de medemens dat ik me vooral normaal moest gedragen, de strenge blikken van de handhavende macht, het simplistische en luidruchtige reclamegeweld dat me tot commercie poogde te dwingen, en de bijna machinaal efficiënte inrichting van de publieke ruimte, me verder en verder plat.

Uitgeput van de afgelopen drie kwartier legde ik me in een parkje te rusten. Daar werd ik ondergeplast door een hond. De eigenaar stond er laconiek bij.

Terug naar huis, naar mijn veilige eigen wereldje, begon ik langzaamaan weer rechtop te lopen. Tegen dat ik de deur sloot, leunde ik nog maar licht scheef. Het heden wordt veel te hard doorgetikt, schoot me door mijn kop.

Tenslotte, met het lood in de schoenen, verdiepte ik me in het wereldnieuws. Ik las waarom er nou weer gevochten werd, dat de bijen op uitsterven stonden, dat de wereld naar de kloten ging. Zonder één moment langer te twijfelen trok ik mijn voet uit het heden en plantte hem stevig in het verleden. Ik had het gehad. Het uur was net niet rond, maar ik had er een vierkante kop van gekregen.

Ik wil maar zeggen, veel wijzer werd ik ook niet van het met mijn tijd meegaan.