Film van de dag: A Glimpse Inside the Mind of Charles Swan III (2012)
Ze zeiden dat ik alles kon worden wat ik maar wou, dus ik werd een treinongeluk. Laat ik vooropstellen dat u me hier goed moet verstaan. Ik bedoel treinongeluk niet metaforisch, zoals veel aanstellers wel doen. Niets van die zielige beeldspraak aan het lijf van Cineman. Als het eufemistisch bedoeld was voor een psychische instorting, excessief drankgebruik of doorgeslagen destructief gedrag, dan had ik dat beestje gewoon bij de desbetreffende naam genoemd. Nee, ik werd een echt, heus treinongeluk. Een topprestatie van jewelste, al zeg ik het zelf, en ik was niet van een ‘echt’ treinongeluk te onderscheiden. Alles klopte. Doe het maar eens na, het valt heus niet mee. Als zodanig was ik dan ook een trots treinongeluk. Een treinongeluk dat er wel degelijk mocht zijn. Een treinongeluk om rekening mee te houden en zelfs om met licht ontzag naar te kijken. En toch zinde het me niet. Het ging niet ver genoeg.
Aan de inzet lag het alvast niet. Ik deed écht mijn best. Er was weinig aan de toewijding en inspanning te verbeteren. Sterker, ik gaf op dat vlak menig treinongeluk mijlenver het nakijken. Nu is dat makkelijker dan u denkt, want de meeste treinongelukken zijn gemakzuchtig van aard. Dat gebeurt maar en gebeurt maar en gebeurt maar. Geen doelmatigheid, geen design. Het gemiddelde treinongeluk is gewoonweg, en vindt dat wel best zo. Dat is ook logisch: een origineel treinongeluk heeft nooit iets anders hoeven zijn. Het schiet een gemiddeld treinongeluk niet eens als mogelijkheid te binnen iets anders te wensen te zijn. Een treinongeluk is een treinongeluk is een treinongeluk en that’s that.
Als zodanig heb je als nouveau accident de train een streepje voor. Je hebt er hard voor gewérkt, het is je niet met de zilveren paplepel ingegoten. De armen zijn uit de mouwen gestoken. Je bent tot het uiterste gegaan om het treinongeluk van je dromen te worden. Geen evident streven, waar naarmate je je doel bereikt, je ook je eigen esthetiek en finesses in ontwikkelt. Misschien was ik dan geen geboren en getogen treinongeluk, maar in de materiële schade, de ligging van mijn rijtuigen en de slachtofferaantallen kon ik die aristocratische accidentelen nog wat leren. Daar lag het ook allemaal niet aan.
Het probleem was het spoor. Het is toch een beperking binnen het treinongeval zijn. Het gaat maar twee kanten op, snijdt hier en daar een ander spoor en dat was het wel zo’n beetje. Geen speelruimte voor uitbreidingsideeën. Simpel gezegd zit je er gewoon aan vast. En het is wel een verplicht nummertje, zo’n spoor. Die eeuwige rails. Met hun bielzen. Man man, praat me niet van die bielzen. En die rechtlijnigheid. Uiteraard hebben we het niet eens over de bovenleidingen, aan die boven alles verheven aanstellerij maak ik niet eens één woord vuil. Maar dat spoor, dat is toch een ernstige beperking. Een begrenzing. Ik zou zelfs willen stellen dat het het laatste taboe is binnen het treinongevallen. Stel je toch eens voor: een treinongeval zonder rails. Men zou verdomd raar staan te kijken. Nee, ik zie het ook niet snel gebeuren, nee. Verdomd onpraktisch. Onuitvoerbaar, zelfs. Maar toch, stel u eens voor. Geen spoor.
Ik wil maar zeggen, spoorloos ontsporen is een streven dat ik dankbaar aan mijn horizon bewaar.
Reactietjes