Om nou te zeggen dat hij buiten een groepje journalisten wereldnieuws was, was overdreven. De barman keek amper naar hem op of om terwijl hij een halve liter bier voor zijn neus parkeerde. Ook de andere kroeggangers keken amper op of om. Zenuwachtig slurpte Diederik van zijn bier.
Een storend geluid sijpelde langzaam zijn afgeleide gedachten binnen en hij keek naar rechts. Daar zat, drie krukken van hem verwijderd, een oude man met versleten trainingspak en foeilelijke gymschoenen. Diederik’s tanden knarstten. Opvallend genoeg leek het niet dezelfde man als op de avond dat het onzalige plan van de website voor het eerst voorgesteld werd. Het is een invasie, dacht Diederik. Geriatrisch zombieschuifelen de oudjes door de straten, onder luid trombosegeschal. En het collectief schoenzoolgepiep kietelt het trommelvlies van de lotsbestemming. Lief zijn voor je tanden, anders worden ze vals.
Hij tilde zijn glas op en verplaatste zich wat meer richting niethoorafstand. Amper zat hij aan een tafeltje in de donkere hoek bij de ingang of de deur zwaaide open en een oudere, gekleurde vrouw zwalkte binnen. Ze stonk en haar kleren waren verfromfraaid. Een maand of wat terug zou Diederik zijn neus nog glashard voor deze vrouw hebben opgehaald. Nu keek hij gefascineerd de verschijning na terwijl ze met twee volle plastic zakken naar de bar slenterden. De barman trok het soort gezicht dat Diederik verleerd was geraakt.
Er klonk vaag gemompel, onhoorbaar door het schoenzolengepiep. De barman schudde meermalen stellig zijn hoofd. Diederik dronk van zijn bier en overdacht de situatie. De orgelpijpen fluisteren in samenzweerderige tonen. Enerzijds kwam hij hier om alles op een rij te zetten en te bedenken hoe hij de pers kon ontlopen tot ze het verhaal beu waren. Ontwrichtende confrontatie met het ongezochte leven. Anderzijds… Hij dronk zijn glas leeg en liep, half nonchalant, half nieuwsgierig, naar de toogplaats naast de vrouw die overduidelijk vooral de frituurvet- en urinevlekken van deze stad gezien had.
Hij schraapte zijn keel en wees de geïrriteerde barjongen op zijn lege glas. Kribbig werd het van de toog geplukt, haastig gespoeld en met een woedende ruk aan de tap weer gevuld. Ondertussen keek Diederik de vrouw naast hem aan, die hem al aan zat te staren. Met ogen die puur keken als een boterloze tosti.
“Joe ket bier from him,” klonk haar krakend stemgeluid, half klagend, half vragend. “Hie zee no moor bier, bier stop, bier vennisj. But joe ket bier.” Diederik knikte instemmend. Inderdaad, hij kreeg bier. Hij krabde aan zijn jeukende peroxideschedel bij deze geconstateerde kroegculturele ongelijkheid. De barman keek hem scherp aan, dus even vroeg Diederik zich af of het verstandig was de vrouw wel iets te vragen. Voor je het wist was het ook voor hem bier vennisj. Maar de vrouw was al frantisch in haar handtas vol gaten aan het wroeten. Het trage vereenzaamd sterven tussen de vervalgaten gloort aan menig horizon.

Reactietjes