Ik heb ’n tijdje in het Belgische Leuven gestudeerd. Anderhalf jaar, zo lang duurde die blue monday. ’n Alleraardigste tijd, de inheemse bieren zijn er voortreffelijk, de mosselen met frieten buitengewoon, de Vlaamse gasten sympathiek en de deernen bovenmenselijk knap.
Ik herinner me slechts één bescheiden smetje op het verder onberispelijke blazoen, van mijn Leuvense studententijd: mijn kotmadam Blanka. Wat ’n bitch! Onuitstaanbaar, vrijgezel serpent met een tong, bij voortduring gedrenkt in azijn en het gevoel voor humor en zelfrelativering, van een verroeste strijkbout uit de DDR-tijd. Daadwerkelijk had ze wel iets weg van een Stasi-medewerkster: damesbezoek op mijn slaapkamer was streng verboden, de stringente manier waarop mijn huisbazin mij controleerde, ging bijna tot in het absurde. Bij het minste geringste gestommel in de hal, koekeloerde ze met haar pezige gezicht door de deuropening, om te kijken of er onraad (lees: meisjesbezoek) te bespeuren viel.
De poets die ik haar op een dag samen met een Vlaamse studiegenoot bakte, was onbetaalbaar: Stan die in een oubollig bloemetjesjurkje het huis kwam binnengeslopen, betrapt werd door mijn kotmadam, zich vervolgens omdraaide en keihard ‘boeh!’ riep, tot het geschrokken vrouwmens. Wij kwamen niet meer bij van het lachen, en van mijn huisopzichtster mocht ik ‘n paar dagen lang niets vernemen. Nederig verschanste ze zich achter haar televisieapparaat, kijkend naar haar favoriete Vlaamse soapopera, over het wel en wee van de bewoners van een of andere Belgische boerengemeenschap, zoals ze waarschijnlijk nauwelijks nog bestaan; met een hoop relationeel geneuzel, niet eens eendimensionaal te noemen, maar ‘half-dimensionaal’. Ze besefte verdomde te goed dat ik haar een beslissende slag had toegebracht, al was de complete oorlog nog niet door mij gewonnen. Niettemin, de dagen volgend op die pots heb ik in mijn kleine studentenstulpje ongestoord neukend mijn gang kunnen gaan, samen met mijn klasgenootje Godelieve, mijn teerbeminde in die tijd. Ijzeren Blanka hield zich voor even gedeisd.
Al snel, echter, pakte ze de draad weer op van haar schrikbewind, en op een kwade avond, toen ik Godelieve na afloop van een bioscoopbezoekje in het gangpad naast het huis op een snelle beurt trakteerde, werden we op heterdaad betrapt. Terwijl ik mijn geslacht terug in mijn broek friemelde – wat niet meeviel, aangezien hij behoorlijk in grootte was toegenomen, door de enerverende activiteit van even tevoren – , stapte mijn meiske op haar rijwiel en probeerde te vluchten. Iets wat werd bemoeilijkt door het feit dat ze van alle kanten werd belaagd door de vinnige mattenklopper-uithalen van mijn keetmeesteres.
Dat deed voor mij de deur dicht: ik was er klaar mee. Ik besloot zo snel mogelijk op zoek te gaan naar een nieuw kot, om het resterende deel van mijn Belgische studententijd in uit te zingen. Deze vrieskist van een vrouw wenste ik in mijn leven nimmer meer onder ogen te komen.
Het lot was mij gunstig gezind. Reeds twee weken na het onaangename tapijtklopper-incident, wist ik via een studiegenootje nieuwe huisvesting te regelen: in de Minderbroedersstraat, ideaal gelegen op slechts een steenworp afstand van de Grote en de Oude Markt. Ik nam er mijn intrek en meed daarna het stadsdeel van mijn eerste zes maanden in ’t Leuvense: het oostelijke Kessel-Lo, thuisbasis van de ‘Zwarte Heks’, zoals ik mijn voormalige huisbazin in gedachten betitelde, daarmee doelend op haar weduwestatus en haar, staat u mij een understatement toe, ‘minder aangename karakterologische eigenschappen’.
Gezien heb ik haar sindsdien nooit meer; althans, niet van aangezicht tot aangezicht. Gehoord wel. Dit klinkt raar, dat besef ik, ik zal u een en ander expliceren. Ruim een maand nadat ik was ingetrokken in mijn nieuwe, centraal gelegen onderkomen, liep mijn relatie met Godelieve op de klippen. Zij verweet mij – koelbloedige Hollander – dat ik continu het relationele heft in handen wilde hebben, dat ik nooit eens bereid was de teugels te laten vieren, haar de beslissingen te laten nemen. Triviale besluiten over kleine pietluttigheden, waar een liaison eigenlijk niet onder zou mogen lijden. Die van ons deed dat desalniettemin. Met als gevolg dat Lieve haar koffers pakte, een afscheidszoen op mijn voorhoofd drukte en tabee zei.
De tijd was aangebroken, voorvoelde ik, om eens diep in mezelf te kijken, na te vorsen of het echt zo was dat ik voortdurend het heft in handen wilde hebben: was het zo moeilijk voor mij om de controle over te geven aan een ander? Het was duidelijk dat er iets moest gebeuren in mijn leven…
Toen ik aanbelde bij SM-studio ‘Domina Matrixxx’, enkele kilometers ten zuiden van het centrum van de mooie Belgische studentenstad, deed een in latex geklede vrouw open. Ik ging naar binnen en informeerde naar de prijzen. Voor tweehonderd euro kon ik een sessie van een uur krijgen, inclusief een flink pak voor m’n broek. Ik ging akkoord en werd naar een keldergewelf geleid. Daar nam ik plaats op een koude brits. Ik zat daar gedurende een minuut of vijf toen een andere dame – ik had begrepen dat de eerste vrouw verantwoordelijk was voor het hardere werk, beginnelingen zoals ik schoof zij af naar haar collega – binnentrad. Ze nam meteen de touwtjes in handen:
Ze snauwde mij toe dat ik mijn kleren uit moest trekken, in foetushouding tussen haar laarzen moest gaan liggen. Ik herkende direct de stem van Blanka. Een siddering schoot door mijn lichaam. Mijn gewezen hospita – de ultieme kenau – stond mij hier af te blaffen, was klaarblijkelijk in haar ‘geheime uurtjes’ werkzaam in een etablissement als dit!
Ik was te beduusd om goed tot me door te laten dringen wat er gaande was. Bedeesd trok ik mijn broek en blouse uit, en uiteindelijk ook mijn slip. Naakt, met een penis zo groot als de pink van een Lilliputter, vlijde ik mij neder op de vochtige, betonnen vloer, onder het oppermachtige kruis van mijn meesteres, die mij – een hoopje menselijke ellende, hulpeloos gevangen tussen haar gespreide benen – vol minachting observeerde. Ze moet mij herkend hebben, dat kan niet anders, ondanks de bijna volledige duisternis in het vertrek, slechts verlicht door één enkele vuistdikke, bruingele kaars. Ze liet niets blijken; ze speelde met me. Een staalborstel schuurde over mijn ranke rug, met als gevolg een haast ondraaglijke pijn, die mijn gestel bijkans castreerde. Toch onderging ik. De hele sessie, een uur lang. Het laaghartige spel van kleineren: de porren in mijn zij, urine op mijn hoofd, zweepslagen over mijn hele lichaam. En uiteindelijk, vlak voordat het uur was afgelopen, mijn klaarkomen. Ze dwong mij, mezelf te bevredigen; daarbij werd ik, op mijn knieën gezeten, geacht letterlijk en figuurlijk op te kijken naar haar gemaskerde gezicht. Ik kwam klaar, al behelsde het resultaat van mijn masturbatie niet veel meer dan een half vingerhoedje. Ik was allang blij dat ik het überhaupt voor elkaar had gekregen, liefdesvocht te verschieten. Wie weet wat me anders boven het hoofd had gehangen: een middeleeuws zwaard? de guillotine?
Nadat exact zestig minuten verstreken waren – mijn meesteres was stipt en ‘gunde’ mij geen minuut extra speeltijd – , verdween ze zoals ze was gekomen. Geruisloos: een zwijgen uit staal en beton. Ik kleedde me aan, waarna even later de andere dame weer ten tonele verscheen.
‘Was‘t plezant?’, sprak ze cynisch, met een donker, Vlaams rokersaccent. Met een hoofdknik beaamde ik. De vrouw lachte – ze las de leugen moeiteloos van mijn gezicht – , schoof de grote, metalen deur open en bevrijdde mij. Ik had het gevoel me in een volstrekt nieuwe wereld te bevinden; de schelle buitenlucht had iets bevreemdends.
Ik had me laten ‘naaien’ door mijn voormalige hospita en besefte dat ik voor ’n ongelooflijke oetlul kon doorgaan. In een vreemdsoortige staat van verwarring nam ik mijn mobiel en drukte het nummer van Godelieve. Iets in mij vertelde me dat het nu zaak was snel te handelen, voor je het wist was ze er vandoor met een of andere zonderlinge aardappelboer uit het Kempense Wijnegem. Er waren in die tijd honderden kerels die aasden op mijn knappe ex.
‘Schat, ik kom bij je terug. Ik ben bereid om wat water bij de wijn te doen. Wat zeg ik? Ik ben bereid om onze liefdeskruik zonodig vollédig te vullen met H2O! Wat is daarop uw antwoord…?’
Aan de andere kant van de lijn hoorde ik dat een bescheiden paardengehinnik ontglipte aan de zoete lippen van mijn voormalige geliefde, een geluid dat mij zo lief was geworden, de eerste maanden van mijn leven in Vlaamse contreien. Ik besefte dat ik de juiste code had ingegeven.
Geef een reactie