KutBinnenlanders.nl

Dag: 27 mei 2012

De Macht der Designmaffia
0 (0)

Gij kunt mijn naam doen schrappen uit de burgerlijke stand.

Al wat aan mij herinnert zij vergeten en verbrand.

Wanneer dit lied u nog bereikt, verneem het enkel

als wind en eeuwigheid, een bloem in uwe hand.

Gerrit Achterberg


Vrijdag moest ik bij de burgerlijke stand van Stadsdeel Centrum zijn. Dit was de eerste keer sinds lang. Wie schetste dan ook mijn verbazing toen bleek dat in mijn afwezigheid de hele zaal op de schop was genomen.

 Ik werd verwelkomd door een drietal portieren van onder de luifel van een monumentale, knalrode, puntdakige partytent. (Allemaal nieuwe gezichten voor mij. Zijn de oude vertrouwden ontslagen?) Ik diende naar de “overkant” te lopen en aldaar op een bel te drukken. Ik knikte en legde de 200 meter af die mij scheidden van mijn bestemming. Daar bevond zich een tweede balie. Met inderdaad een hotelbel op de desk. Ik drukte. De vele wachtenden keken allemaal tegelijk om. Wat kwam ik voor belangrijks doen dat ik ze allemaal fonisch stoorde? Spoedig kwam een ambtenaar uit de spelonken achterin aanlopen om mij uit mijn benarde positie te bevrijden: hij nam me mee naar een serie kanariegele zeecontainers die midden in de zaal gedumpt waren. Hij deed de imposante deur dicht. We namen plaats. In die smalle kooi voelde ik me lichtelijk claustrofobisch. De stalen wanden waren dreigend dicht op mij. Het had iets unheimlichs.

Boven mijn hoofd torende een buitenpropotionele omgekeerde slakom: een lamp. Ik volgde de vijf meter lange telescopische voet van het beest tot de grond: zijn stekker bungelde werkeloos bij gebrek aan een wandplug. Ik stelde mijn vraag. De ambtenaar moest er iemand anders bij halen. Voorheen had dat zo gekund: de aangifte-hokjes waren open naar achteren – hij had zich omgedraaid en een collega geroepen. Nu was de zeecontainer een eiland, een heel eind verwijderd van zijn werkplek. Hij moest ervoor bellen. Helaas was er geen toestel in het hok – ook bij gebrek aan een plug. Het zijn zeecontainers, niet waar. Echte zeecontainers. Reusachtige blokkendozen van geverfd ijzer ‘waar vroeger de C1000 zijn kratten bier in opsloeg en stadsdeel centrum zijn ambtenaren in opsluit’, hoorde ik iemand mompelen bij het voorbijgaan. Zie daar maar elektriciteit aan te leggen. Je komt simpelweg niet door het pantser heen.

‘Leuk voor tijdelijk’ durfde ik te uiten

‘Niets tijdelijk, dit is voorgoed.’ antwoordde de ambtenaar ietwat beschaamd, ‘Wees hier maar blij mee, we hebben er immers om gevraagd. Want ze lieten eerst het publiek staande aan de open balie aangifte doen. We kregen pijnlijke zaken. Zoals van een vrouw die de dood van haar baby kwam aangeven terwijl een man vijf meter verderop uit zijn dak ging omdat zijn foto mislukt was. En toen hebben ze die zeecontainers hier gedropt.’ voegde hij toe en hij rende weg om mijn vraag door te geven aan de achterhoede.

 Nu hij weg was ging ik er goed voor zitten: wat was er allemaal veranderd? Het oude systeemplafond was er nog in al zijn spotgoedkope lelijkheid. Daarachter liepen vast alle leidingen die nu eenmaal horen bij deze (makkelijke) vorm van modern bouwen. De puntdaken van de partytent en de muren van de zeecontainers reikten echter tot het plafond (je moest natuurlijk niet krijgen dat de burgers boven de muren zouden klauteren in een wanhopige poging aan deze claustrofobische omgeving te ontsnappen): hoe zouden ze die platen weg moeten halen om een eventueel euvel te verhelpen? Ze zaten op al die plekken muurvast. Dan was er de grond waarover ik tot twee maal toe struikelde: oneffen. De trap naar de bovenverdieping van het stadhuis, die vroeger veilig in het privée werkgedeelte van de ambtenaren stond, pronkte nu prominent tussen de wachtstoelen. Er was wel een koordje gespannen met een bordje verborgen toegang, maar als een wachtende ontplofte, zoals vaker gebeurde, omdat hem een belangrijk document geweigerd werd, dan moest dat koordje van goede huize komen om hem tegen te houden. Hij kon er *hup!* zo overheen springen om de burgemeester te gaan vermoorden. Nee, veilig leek het mij niet.

 Ik legde mijn oor te luisteren bij het publiek. ‘Wat jammer dat opa er niet bij kon’ zuchtte een kersverse vader tegen zijn eigen moeder, die hij meegenomen had om zijn boreling aan te geven. ‘Dat is waar ook’ bedacht ik me ‘de hokjes zijn te klein, je kan er maar met z’n drieën in, ambtenaar incluis.’ ‘Vroeger zat ik elke keer gezellig met tig collega aangevers te kletsen in “ons” hokje. Nr.1 was dat. Dat was ook de enige plek waar we elkaar ooit troffen. Ga maar na wat voor een impact dat heeft. Ik zie ze nooit meer.’ huilde een uitvaartonderneemster bijna. ‘Vroeger was de achterkant open, met zicht op de werkende ambtenaren, nu is de voorkant van glas, naar het publiek toe, dat werkt onprettig voor ons, de professionals.’

Ze had een punt, vond ik.

 Het formulier, ingevuld en ondertekend, werd meegenomen door mijn functionaris. Hij deed de glazen deur open, stapte de openbare wereld in, en beliep dwars door het publiek de halve kilometer naar zijn afgeschermde werkplek. De unheimlichkeit nam paranoïde trekken aan: daar liep die man met mijn hoogstgevoelige privé info zomaar langs allerlei Amsterdams gespuis! Het kon hem zo ontstolen worden. Een onbedwingbare drang om hem te volgen tot hij een veilige brandkast had bereikt maakte zich van mij meester.

Ik hernam me, en liep *struikel* langs de trap van de burgemeester, het nog-nat-achter-de-oren-jonkie van een beveiliger en de partytent weer naar buiten. Ik had het vaag gevoel ergens aan ontsnapt te zijn. Waaraan wist ik niet goed.

Hofnar van de ondergang (28)
0 (0)

Alain wreef nog eens in zijn ogen. Dit… dit kon niet kloppen. Hij controleerde nogmaals. Ging achterover zitten en streek met zijn hand door zijn haar. Wow. Met trillende handen zocht hij zijn telefoon. Voor hij belde, keek hij nog één keer naar het scherm. Ademde diep uit.

“Stan ? Heb je dat laatste bod gezien ? We moeten praten.”

De vrouw zat Diederik breed lachend aan te kijken en hefte haar glas. Knikte haar hoofd ter groet. O god, dacht Diederik, ik heb hier nu al geen zin meer in. Met argusogen keek hij toe hoe ze opstond en rond de bar in zijn richting begon te lopen. Omsingeld door hoge, vakkundig gemetselde, bakstenen muren van oneindig gedoe, het houdt maar niet op, kon ik maar dood. Kon ik nu maar een tíjdje dood. Gewoon, voor even. Even niks meer. Heerlijke rust en daarna doorgaan voor het echte sterven. De vrouw zette haar glas naast het zijne en nam onuitgenodigd plaats.

“Zo, meneer de schrijver, ben je nog steeds geen schrijver ?”

Zelfs Diederik’s inwendinge stem stopte even met ratelen, verrast. “Hoe kom je erbij dat ik een schrijver zou zijn ?”

De vrouw haalde haar schouders op. “Vermoeden. Je kijkt naar de wereld als een schrijver. En dat met die vrouw net, hoe je dat observeerde, was alsof je het in je hoofd al aan het opschrijven was.”

Diederik nam een slok. “Tja, dat was dus niet zo.”

De barman kwam terug en begon glazen te poetsen. Indringend keek de vrouw hem aan. Diederik voelde haar priemende blik in zijn ooghoeken, maar hij besloot haar niet terug aan te kijken. Tot ze achterover leunde en verzuchtte: “Okee, dan niet. Raar. Meestal pik ik de schrijvers er zo uit.”

Diederik draaide half zijn hoofd en keek haar schuin aan. “Sorry. Geen schrijver. Ik heb een suffe baan waar ik wel veel ellenlange e-mails en zinloze rapporten voor schrijf, maar daar blijft het bij. En zelfs die baan heb ik nu al heel lang niet meer opgezocht.”

Ze trok haar wenkbrauw op. “Ontslag genomen ?”

Diederik grinnikte, ondanks zichzelf. “Niet echt. Ik ga gewoon niet meer.”

Ze knikte. “Zoals in de film Office Space.”

Nu haalde Diederik op zijn beurt diens schouders op. “Ken ik niet.”

“Doet er ook niet toe.” Ze veegde haar haren naar achter en wenkte de barman om haar glas bij te vullen. “Dat blonde haar staat je voor geen meter, trouwens.”

Stan had zijn hand over zijn mond. Niet alleen vanwege het latere tijdstip – hij was vanavond vroeg naar bed gegaan en lag eigenlijk al net te slapen toen Alain hem belde – maar ook omdat het bedrag op het uitgeprintte vel papier voor zijn neus al zijn verwachtingen had overstegen. “Eh, tja. Ik geloof wel dat we een winnaar hebben, ja. Maar wat hij vraagt valt niet zomaar in scène te zetten. Dat vraagt veel voorbereiding.”

Alain snoof minachtend. “We hadden hier allang mensen voor paraat  moeten hebben staan. Professionals. Dáármee verdien je dit soort bedragen. Dat dit ons verrast, toont maar weer wat een amateurs we zijn.” Stan wierp Alain een scheve blik toe, vastbesloten zich de manier waarop ‘we’ had geklonken als ‘jij’ niet aan te trekken. “Dit is in ieder geval een prima begin, dit bedrag. En we zijn jong, creatief, en hongerig, dus hier komen we wel uit.” Hij klopte Alain op de rug, die zich met een vies gezicht een half stapje van hem verwijderde. “Dat is allemaal mooi en wel, maar bellen we jouw prima donna ster ook even ?”

Stan keek nogmaals naar het papier. “Nee, laat Diederik maar even. Die hoeft er pas bij betrokken te worden als we zover zijn. Goed werk, kerel. Dat wordt morgen vroeg uit de veren om de benodigde voorbereidingen te treffen.” Hij grijnsde. “Ik krijg er nu al zin in, wist je dat ?”

Alain snoof.

© 2025 KutBinnenlanders.nl

Theme by Anders NorenUp ↑