Diederik’s nagels groeven zich in de armen van zijn stoel. Zijn knokkels schitterden wit bij het flikkerend licht van de televisie, die hij zonder geluid had aangezet. De laatste tijd keek hij af en toe ’s nachts naar televisie zonder geluid, het wou hem wel eens kalmeren. Niet nu.
Woef had gegromd toen het commerciële duo het appartement verliet, maar onmiddellijk blij gekwispeld toen hij zag dat het baasje zijn riem uit de kast pakte. Ze gingen naar buiten !
In het midden van Diederik’s voorhoofd begon zich een zo krampachtige frons te vertonen dat hij in de huid sneed. Alsof hij voorgoed in de stand van zijn woedende gezicht gekerfd zou blijven staan. Diederik’s ogen schoten vuur.
Na eerst een wandeling en daarna de autorit naar zijn moeder was Woef uitzinnig van vreugde. Wel keek hij met één oor halfmast om toen hij leek te begrijpen dat het baasje zonder hem wegging. Niet dat hij nooit eerder bij Diederik’s moeder had gelogeerd. Dus zo ongewoon was het eigenlijk niet. Je zou bijna denken dat het stomme beest zich zorgen maakte.
Diederik’s borstkas bewoog sneller. Dit was al de vierde woedeaanval vanavond. Hij stond op en ijsbeerde in de keuken rond. Er lagen scherven van eetborden en opgekrulde theelepeltjes op de grond. Zijn pantoffels krerpten driftig over de schervenzooi terwijl hij heen en weer liep als één bonk woede.
Zijn moeder had hem een tupperware-box met restjes meegegeven. Ondanks zijn herhaaldelijk weigeren, dat gaandeweg steeds harder van toon werd. Hij schrok er voorbarig van en nam het toch maar aan, omdat hij iets voelde broeien. Hij moest daar weg. Snel. Zijn moeder vroeg hoe alles ging, en hij maakte er zich vanaf door te zeggen dat hij morgen echt vroeg uit de veren moest. Haastig liep hij terug naar de auto. Woef blafte hem nog na.
Onderweg was de voet op zijn pedaal iets harder gaan drukken. Terwijl hij iets scherper en sneller de bochten stuurde, klemden zijn kaken op elkaar. Het kwam door de vraag. De oerlompe vraag die hij zichzelf onwillekeurig gesteld had. Wist hij wel zeker dat hij dood wou ? Het antwoord had niet lang op zich laten wachten en had geklonken als een duizendtallig koor in ronkende akoestiek: JA.
Zijn pedaal drukte bij het herbesef nog wat verder in. De motor gromde. Gelukkig reed hij al op de snelweg.
De vraag had ingehouden wat het alternatief was. Diezelfde vraag zong nu sinds thuiskomst door zijn hoofd. Zag hij een alternatief, en het antwoord was een al even luid akoestisch NEE. Hij greep nog een bord van het aanrecht en smeet het met al zijn macht tegen de muur. De scherven spatten tegen zijn kleren en in zijn gezicht, maar Diederik knipperde niet eens. Hij was blind van woede, van waanzin. Een alternatief ? Een fucking alternatief ?? Hij was op een punt in zijn leven waar hij vrijwel zeker wist dat er nog maar twee routes voor hem open lagen, en het verschil tussen de twee was de tijd tot dezelfde eindbestemming.


Reactietjes