Geschrokken kijkt ze naar het topje van haar wijsvinger. Een klein rood puntje begint daar op te zwellen. Ze legt vlug haar borduursetje aan de kant en staat met een kreun op. Steunend op haar trouwe stok loopt ze stapje voor stapje naar de keuken. Deur van het keukenkastje open. EHBO-kitje. Met een verse pleister op haar vinger loopt ze weer terug naar haar zetel. Ze gaat zuchtend zitten en kijkt uit het raam. Een roodborstje fladdert lustig van tak naar tak in haar tuin. Ze glimlacht. Ze draait haar hoofd naar haar borduursetje en fronst de wenkbrauwen. Ze ziet meteen al dat er tóch bloed op het linnen is gekomen. Nu moet ze het borduursel weer weggooien en opnieuw beginnen. Zonde. Ze is normaal niet zo onhandig, maar met de jaren komen de gebreken. En ze is niet zo kwiek meer, natuurlijk. Maar toch. Het stoort haar, die rode, donkerbruinige puntjes op dat maagdelijk witte doek. Ze kan eigenlijk niet zo goed tegen bloed. Ze voelt een kippevel-rilling. De haartjes op haar armen gaan overeind staan. De boze rimpel in haar voorhoofd verdiept zich als ze naar het schilderij aan de muur kijkt. Dat vieze, donkere ding van haar zoon. Brrr. Nee, mevrouw Nitsch hield niet zo van wat haar zoon doet. De geur alleen al van al dat bloed. Zo metaalachtig. Ze was naar zijn eerste performances geweest maar daarna ging ze maar niet meer. Ze vond het wel best zo. Ze was bovendien niet zo kwiek meer, op haar leeftijd. Haar zoon probeerde haar wel te doen participeren, haar te betrekken in zijn kunst, maar ze kreeg de kriebels en dan deed ze maar alsof ze rug- of kniepijn had. Het idee alleen al, met je voeten door bloed lopen. Nee, ze moest er niets van hebben. Zo was ze niet opgevoed. Zo had ze haar zóón ook niet opgevoed, maar ja, kinderen slaan allemaal hun vleugels uit op hun eigen manier hè. Ze kan er wel om glimlachen hoor. Als hij weer eens trots met een stapel kranten thuiskomt, van een expositie of een live optreden waar dan met man en macht tegen geprotesteerd werd. Hij sloeg dan altijd bulderlachend op zijn knie terwijl hij het aan haar voorlas. Want haar ogen, die waren ook niet meer wat ze geweest waren. Nee, ze was niet zo kwiek meer, op haar leeftijd. Als die jongen maar gelukkig is. Dat dacht ze altijd. En hij léék gelukkig. Hij kon zo enorm genieten, van wat hij uitlegde als ‘mensen die overgevoeligheid tonen voor iets dat dagelijks overal in de wereld vergoten wordt’. Soms grapte hij dat hij de mensen ‘het bloed onder de nagels uithaalde’. Het waren wel dezelfde grapjes, al jaren, maar dat was niet zo erg. Vaak vergat ze ze toch weer en dus de volgende keer dat hij ze vertelde, was het bijna alsof ze de grapjes voor het eerst hoorde. En ze hield toch zo van haar zoon. En hij van zijn lieve moedertje. Elke week kwam hij trouw bij haar langs. Iets wat toch veel voor haar betekende. Het lichtpuntje in haar week. Want veel anders heeft ze niet meer. Ze is niet zo kwiek meer, immers, op haar leeftijd. Met één blik op de kalender klopt haar hart iets sneller. Een warme vreugde overvalt haar. Morgen zou het zondag zijn. Dan komt hij langs. Haar lieve zoon. Zal haar op heur wang kussen. Met die heerlijke kriebelbaard van hem, die ze dan altijd stiekem even kort vastpakt. Hij zou een verrassing voor haar meenemen morgen. Schrobbelèr, noemde hij het. Ze is benieuwd.
Reactietjes