Een interview met de cultuurmakelaar van Tilburg “Geniaal toch, dat Grublit ? Heb ik helemaal zelf bedacht. Ik weet het nog precies, het was een woensdagmiddag en ik stond uit het raam te kijken. Toen dacht ik, ‘Tilburg’ achterstevoren, já, dat moet het worden ! Omdat ‘Tilburg’ ondersteboven natuurlijk niet in een persbericht uit te sturen valt, maar dat bedacht ik me pas practisch achteraf. Grublit, wat hebben wij die week dáár toch om gelachen toen. Het was de hele tijd ‘Grublit’ dit en ‘Grublit’ dat ! Hahahaha !” De cultuurmakelaar schommelde wat op en neer in zijn comfortabele bureaustoel. Ik krabbelde wat aantekeningen in mijn schriftje en knikte glimlachend. Dit werkte tot dusver heel goed, het interview ging vrijwel vanzelf. Bert Matthijssen nipte wat van zijn koffiemok, zijn gegrinnik veroorzaakte hoorbare bubbeltjes in zijn cappuchino. Hij zette zijn mok weer neer. Een schuimsnorretje sierde zijn bovenlip. De zon scheen door het grote raam naar binnen, ik kon de kleuren van het manshoge Tilburg 2009-logo op mijn rug voélen. Ik keek nog eens scheef naar het scheetkussen dat op zijn bureau lag. Bij binnenkomst was het op mijn stoel geplaatst gebleken. Een luide PFFFFFRT had me ietwat van mijn apropos gebracht toen ik ging zitten, maar Matthijssen had vrolijk kirrend gelachen en in zijn handjes geklapt. Er was alvast geen ijs dat gebroken diende te worden, dat begon goed. Trots wees hij naar de luxueuze vergrote foto’s van de gestreepte padden die de stad hadden opgesierd. “Zebra-padden, ook zoiets. Daar kwam mijn moeder op. Briljante ingevingen heeft zij soms. Ze zei nog, is dat niet iets voor dat festival van het absurdisme dat jij aan het organiseren bent ? Gestreepte padden, en dan noemen we dat ‘zebrapad’. Dát gaan de mensen leuk vinden !” De pad op de poster keek me met koude ogen aan. Zijn zebra-hanenkam stak arrogant de lucht in. Ernaast hing een afbeelding van een burgerman die gedeeltelijk uit gesneden vlees bestond. De tekst ‘hamburger’ stond er als uitleg bij. “Zie je, Tilburg is dé stad van het absurdisme. Hier zijn zoveel absurdistische kunstenaars, dat het gewoon absúrd is, hahaha ! Zo heb ik dat ook tegen de burgemeester gezegd, toen ik mijn plan voor dit festival uitlegde. Hij keek wel een beetje moeilijk. Zo van, maar Bert, absurdisme, is dat niet gevaarlijk voor de openbare orde en zo ? Het heeft heel wat uitleg gekost om hem van het tegendeel te overtuigen.
Absurdisme, dat is wel mijn grote liefhebberij, moet je weten. Urbanus, die is echt heel erg absurdistisch, daar hield ik altijd al van. En André van Duin, al volg ik zijn werk al een tijdje niet meer. Zonde eigenlijk, want ik mag als cultuurmakelaar gratis naar alle voorstellingen in de stad, maar met al die plannen die ik altijd maar in mijn hoofd heb, komt het er eigenlijk niet zoveel van.” Hij trok een gemeentelijke map uit zijn boekenkast en sloeg ‘m open. Binnen zaten, keurig geperforeerd en ingevoegd, schrift- en printpapierblaadjes vol slordige krabbels en tekeningetjes. “Kijk, hier kwam ik op het idee van een vogeltje dat door de lucht vliegt maar zijn vogelhuisje per ongeluk heeft meegenomen, hahaha ! En toen dacht ik, dat moet op de website, als plaatje om mee naar Twitter te linken. Geven we gewoon een van de kunstenaars hier een paar honderd euro om het te redesignen, klaar ! En zo heb ik máp-pen vol met van die doedels, kijk zelf !” Zijn ogen glommen een beetje terwij hij een andere gemeentemap met doedels opentrok. “Hier, kijk, nog meer ideeën. Een pie-mall. Snap je ‘m ? Een piemel met winkeltjes erin hahaha ! En dat is nog ‘mal’ ook, hihihi ! Dus het heeft nog allemaal lágen ook !” Van puur enthousiasme begon hij een beetje op zijn bureaustoel te wippen. “En toen een van die absurdisten uit de stad zei dat mijn ideeën vlees noch vis waren, dacht ik meteen, verdomd, we doen er een vlees noch vis markt bij, hahaha ! Zie je, ik kan bést tegen een beetje kritiek ook.” Enkele zweetdruppeltjes vormden zich op zijn voorhoofd. Het was echter toch ook weer niet zó warm in het kantoor, dus ik zat er nieuwsgierig naar te kijken. Onverstoorbaar ging Matthijssen echter verder, mijn gestaar niet opmerkend. Hij sprong uit zijn stoel en pakte er vanalles bij. Videobanden van zijn favoriete cabaretiers, waar hij mee in de lucht zwaaide terwijl hij begon uit te leggen wat die theatermensen – opvallend veel mannen in zijn selectie, dat moet worden gezegd – allemaal voor briljants deden, wat hij zo aan hen bewonderde. De kleine zweetpuntjes waren nu druppels geworden die langzaam langs zijn slapen omlaag liepen. Hij begon ook wat rood aan te lopen. “En dan dit idee, we gaan allemaal moppenboekjes aan de takken van de Lindes op de Heuvel binden, met van die toilet-touwtjes. En dan een bord onder iedere boom: ‘Humor kan de boom in’, hahaha ! En we gaan een grote plastic knop op de wand van het treinstation plakken, met daarop de tekst StatiON / StatiOFF, hahaha !” Post-itts en doedels vlogen in het rond terwijl hij enthousiaster vanalles op elkaar stapelde. “Allemaal zélf bedacht ! En we gaan de bussen voorzien van grote schuimrubberen ronde randen, zodat het beschuitbussen zijn, hahaha ! Zélf bedacht ! Snap je ‘m ? Beschuit bij de ‘T’, de ‘T’ van Tilburg ?? Hahaha !” Hij liep roder en roder aan en het zweet liep nu in dikke stralen tot onder zijn kin, druppelend op de vele papieren die nu op zijn bureau uitgespreid lagen. “En bij de nachtclub ‘de Nacht‘ zetten we iedere ochtend, zo tegen sluitingstijd, een reusachtige rubberen hand net de tekst ‘zeg maar DAG met je handje’, haha, snap je ‘m, want tegen die tijd is de dág alweer begonnen, zo van nacht, dag, hahaha, zelf bedacht ! En op de weg van de Korte Heuvel komt de tekst ‘Het is niet de lengte die belangrijk is maar wat je ermee doet’, hahaha ! En in de Piushaven gaan we-“… Plots was er een enorme explosie in het kantoor en even hoorde of zag ik niets meer. Wapperend kuchte ik mij een weg het kantoortje uit, door de enorm dikke rook heen. Ik duwde geschrokken de deur open en zakte door de knieën, rochelend op de tegels van de Walk of Fame buiten. Bezorgd keek ik om, of Matthijssen zélf wel goed was ontkomen aan de mysterieuze explosie. Maar ik zag hem nergens. Terwijl de dikke rook het kantoor verliet door de geopende deur, liep ik terug naar binnen. De cultuurmakelaar zag ik nergens. Ik keek achter zijn bureau en zag daar enkel twee zwartgeblakerde schoenen staan. Rook pluimde vanuit de binnenzolen omhoog. Verbijsterd staarde ik ernaar. Knipperde met mijn ogen. Krabde wat op mijn achterhoofd. En vroeg me af hoe ik dit zou gaan beschrijven in het artikel dat ik aan het schrijven was. Ik liet me geschrokken in mijn stoel terugzakken. Er klonk een luide PFFFFFFFRTTTT vanonder mijn billen.
© 2023 KutBinnenlanders.nl
Theme by Anders Noren — Up ↑
Reactietjes