De eerste of tweede lentezon valt op de voorlaatste en laatste tafels en stoelen van het caféterras. Er zit niemand. De wind is nog te fris om er een terrasjesweer van te maken.
Een man neemt plaats. Hij legt een schrift op tafel, bestelt koffie en leest een bericht op zijn telefoon: ‘Ik kom eraan’.
Als een tweede man de eerste vervoegt, in de derde persoon enkelvoud, is hij net geen half uur te laat. Het kan niemand iets schelen. Ze geven elkaar een accolade. Er komt een tweede koffie aan te pas.
Hun gesprek duurt lang. De zon verlaat stilaan de tafel waaraan ze zitten. Even lijkt het of ze daar nog heel lang zullen blijven zitten.
Toch staan ze tot slot op en gaan uit elkaar.
Reactietjes