Koot is een bereisd sportvisser. We kennen zijn beroepsmatige broodwinning niet. In deze herberg spreekt hij enkel over vissen.

Zie hem nu zitten, half in zichzelf gekeerd. Niemand durft hem aan te spreken. Zo zien we hem zelden.

Tot Flor binnenkomt, een pint bestelt en bij Koot aan tafel gaat zitten. ‘Komaan, Koot, kop op, man’. Nog zwijgt Koot. Flor nipt van zijn pint en drinkt ineens een slok.

‘Wat dan speelt er je op? Bijten de vissen niet?’ Eindelijk spreekt Koot. ‘Het is die zure inval in Moldavië. Het is die viespeuk Vladim Putain die niet wil dat we spreken van zijn oorlog in Oekraïne.’

Weer zwijgt hij. Flor heeft echter beet en trekt de buit naar de kant. ‘Zit je daarover te kniezen? Man toch, dat hadden we van jou niet verwacht.’

Koot komt op dreef. ‘Indertijd, in Afrika, kwam ik Putain tegen bij het vissen. We werden kameraden. Nu zijn we geen kameraden meer. Hij heeft helemaal geen kameraden meer. Zelfs niet in China of Noord-Korea.’ Koot drinkt zijn glas in twee teugen leeg, staat op, betaalt en vertrekt.

Misschien vertrekt hij morgen om te gaan vissen.

 
Marc Tiefenthal
Marc Tiefenthal
In tijden van toenemende verdomming en groeiend nationalisme is het gepast, ha, erop te wijzen dat Marc Tiefenthal gemakkelijkheidshalve kan worden gecatalogeerd als Belgisch dichter, die zowel in het Nederlands als het Frans schrijft. In diezelfde context, stijgende verdomming en toenemend nationalisme, vraagt menigeen zich af waar de dichter verblijf houdt. Daar hij op twee plaatsen in de wereld verblijf houdt, dit is bilokaal woonachtig, heeft hij op het Groot Smoelenboek van de heer Sukkelberg, voor de lol Bobigny als woonplaats opgegeven. Kom hem daar maar niet bezoeken. Evenmin als in Menen, Ieper, Leuven, Bossière, Brussel, Antwerpen noch Temse, waar hij ooit gewoond heeft.