“Pénurie heet het in het Frans, mijnheer”. We zitten in een café in een provinciehoofdstad. Het woord heeft wat weg van pijn. Een pijnlijk tekort. Een tweesnijdend gebrek.
Waarom hij dat zonodig in het Frans moet zeggen? Ik vraag het niet. Veel mensen in deze stad denken nog in het Frans zoals eeuwen geleden de hele opperklasse had gedaan.
Het heeft de volksmond aangetast en vergiftigd.
“Geen schitterend gebrek, nee”, repliceerde ik tot slot. “Pas splendide du tout”, vertaalde ik hem maar. Je weet maar nooit.
“Ik had het begrepen maar het woord ontging me”, zei hij en deed er verder het zwijgen toe.
Reactietjes