Otto zit thuis. Al dagen zit hij thuis. Hij eet handjes muesli en plast in lege colaflessen. Verder gaat het goed met hem. Héél goed. Maar niet heus. Het gaat slecht met hem. Héél slecht. De hele dag geeft hij zijn cactus water. Iedere keer als de president directeur grootaandeelhouder het water in de grond ziet trekken, moet hij huilen. Tranen met tuiten. Het verval; het is overal. Alles gaat altijd maar weg. Al zijn keverfilms heeft hij met tegenzin bekeken. Hij hoort geluid op de gang. Dat voorspelt niet veel goeds. Opstaan durft hij niet. Hij tast in het duister over de oorzaak van het geluid. Geluiden komen niet uit het niets. Zoveel is zeker. Het geluid is weer weg. Als je maar rustig blijft zitten, komt het vanzelf goed. Hij trekt de deken over zijn benen, zucht diep en vult weer een colafles.
Reactietjes