De grote schrijver Ko te Let slofte huiswaarts. Na enige tijd buitengaats te hebben vertoeft, verlangde hij ernaar weer binnengaats te zijn. “Uithuizig wezen, ik heb er een broertje dood aan”, smiespelde hij monotoon tegen de stoep. Hij droeg een duffelse jas van een onbestemd merk en een bruine corduroy broek met bretels. Omdat het oog ook wat wil, had hij zijn goede schoenen aangetrokken. Zwarte gezondheidsschoenen van het merk Mephisto ®. Terwijl hij de tijdloze kwaliteit en schoonheid van zijn zwarte Mephisto’s® overdacht, zocht hij in zijn zakken naar zijn sleutels.

Hoewel hij een verloren gewaand rolletje King® vond en wat pluisjes, voelde hij de sleutels niet. Ko kwam graag goed beslagen ten ijs. Daarom eiste hij van zichzelf de sleutels paraat te hebben voordat hij bij de ingang van zijn flat kwam. Maar Ko kon de bos nergens vinden. Hij werd rood en kreeg het warm. “Verdikkeme”, vloekte hij binnensmonds. Hij stopte om zijn jasopeningen grondiger te doorzoeken. Niks, behalve het rolletje pepermunt en talloze pluisjes.”Gossiemikkie, dat heb ik weer.”

Ko was ontdaan, zenuwachtig, een tikkeltje verontrust en ook wat gespannen. Hij doorzocht nogmaals al zijn broek- en jaszakken. Hij deed zijn schoenen uit. Hij voelde heimelijk aan zijn kruis. Het zou niet de eerste keer zijn dat de sleutelbos achter zijn gulp schuil bleek te gaan. Waar was zijn sleutelbos? Terwijl Ko hulpeloos zichzelf stond te betasten voor zijn deur kwam er een busje met werklui aanrijden. Ze stopten voor zijn flat. De arbeiders laadden plaatsten wegafzettingen.

“Hela, wat moet dat in mijn straat”, mompelde Ko misnoegd terwijl hij nog steeds zichzelf stond te fouilleren. De werklui keken kort zijn kant op. Ko keek weg. Hij was bang. De grote schrijver had het niet zo op werklui. Hij vond het onbehouwen lieden met zweetgeurtjes. Ergerlijker nog vond hij het dat ze zijn werk niet lazen. Afgezien van een enkeling, natuurlijk. Die had het dan zwaar, onder het ‘schaften’ in de ‘keet.’ Ja, Ko kende dat bouwwereldje wel.

Zijn sleutels bleven onvindbaar. Ko dacht erover terug te lopen om te kijken of ze ergens op de grond lagen, maar was bang voor de werklui. Hij zat zwaar in de piepzak om de arbeiders die nu de straatstenen aan het loshalen waren. Wat moesten ze wel niet denken als Ko weer zou omdraaien en met zijn hoofd omlaag de stoep afspeurde? Nee, Ko had helemaal geen zin in de scheldpartijen van de werklui.

Nu moest hij poepen. Ko kreeg plotsklaps enorme aandrang. Tot kakken. Het voelde alsof hij de hele pot moest volstorten met zijn mest. Langdurig en structureel deficeren was nodig. Het gevoel werd hem teveel. Ko greep verwoed de regenpijp naast zijn balkon vast en tilde zichzelf trillen omhoog. Zijn balkondeuren stonden altijd open. Uit voorzorg. Piepend en krakend, voetje voor voetje klom hij langs de regenpijp. Hij voelde een windje opkomen.

Pppppppppppppppppppppffffffffffffffffffffffffffffffffffffftttttttttttttttttttttttttttttttttttttttttttttthhhhhh. Ko voelde dat zijn kont nat en werd. Van schrik schoot zijn voet los. Hij kon zich ternauwernood vasthouden en hoorde iets rinkelen. Zijn sleutelbos lag onder zijn bungelende voeten. Ze hadden in zijn kontzak gezeten. Had Ko dat maar eerder geweten!

U merkte het al. Een prequel. Helemaal iets van nu. Binnenkort gaan we verder. Met een terug- of vooruitblik. Wellicht stappen we in het midden in. Spannend. Er is nog niets getekend. Alles staat nog open. Fijn hè? Of maakt al die onzekerheid u onrustig? Laat de boel de boel. Haal een frisse neus en drink een kopje kruidenthee. Mag ook in een andere volgorde.