Panisch ploetert hij zijn pocketboek
Pagina na pagina vol kloek
En bravoure en lef en vrees en bral
Zijn levensgetwijfel vol engelgeschal

De neiging tot noeste megaproductie
Gewichtige gedachten, daaronder bukt-ie
Zijn geniale geest behoeft nog enkel ontdekking
Dan komt vast de doorbraak: het is een zeker ding

Zo laat hij zich zijn ego wel smaken
En blijft hij verrukte kreten slaken
Bij alweer een briljante vondst in zijn kop
Zijn grenzeloze gave: houdt het dan nooit op !

Voor triviaal geld verdienen heeft hij echt geen tijd
Zijn maag knort en piept, zonder één greintje spijt
En niemand onthoudt ooit hoe hij heet
Hij is tenslotte maar een poetloze poëet.